Een vorm van lezen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1885-1946
(2002)–Cees Koster, Ton Naaijkens– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 5b
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
5
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
gezongen hebben, als hij Hollander geweest was. De Hollandse woorden en klanken zijn hem liever dan de vreemde. 't Origineel wordt geheel verhollandst van woordvormen en van geluid. 't Begrip van 't oorspronkelik kunstwerk was volkomen in de vertolker, maar toen hij dat begrip trachtte te uiten in eigen taal, waren 't vooral hem eigen klanken die oprezen en in hem ruisten, zwellend tot een ritme dat hem eigen was. Deze soort van vertaalkunst zullen we vooral aantreffen bij de weergave van gedichten en lyries proza. Een eigenaardig voorbeeld van eerstgenoemde vertaalmanier, die van Van Deyssel, is b.v. deze zin: ‘Aller oogen onderzochten den gezichtseinder. Zou zij komen, eer de nacht stijge?’ vertaling van: ‘Tous les yeux interrogeaient l'horizon. Viendrait-elle avant que montât la nuit?’ Eer de nacht stijge. Van Deyssel gebruikt niet de bekende Hollandse uitdrukking. Hij behoudt 't ‘stijgen’ van de nacht, omdat hij zich geheel vereenzelvigd heeft met de vreemde kunstenaar, wiens beeldspraak te veranderen hij heiligschennis zou achten. Een procédé als dat van Van Deyssel, maar kunstiger, is toegepast door C. en M. Scharten-Antink in hun vertaling van L'Enfant maudit van Balzac.[...] Ze hebben zich de eigenaardige taak opgelegd de Hollandse tekst van Balzac te geven, d.w.z. ‘ze zochten niet allereerst een mooi stuk Hollandsch te schrijven, maar Hollandsch, dat het proza van de Balzac, in zijn gebreken zoogoed als in zijn verhevenste en fijnste deelen, zoo dicht mogelijk zou nabijkomen.’ Ze wilden een brok Balzac geven, met al zijn schoonheden, maar ook met al zijn fouten, ‘noodzakelijke aanslibbing van zijn breedstroomige, machtiglijk golven over golven stortende werk-wijze.’ ‘Maar 't was geen onrecht doen aan Balzac, waar 't pas gaf, gebruik te maken van de dikwels rijker genuanceerdheid van 't Hollands.’ Zo komt in zeker gedeelte van het verhaal viermaal het woord ‘timide’ voor, volkomen terecht in 't Frans gebruikt. Achtereenvolgens hebben de vertalers dit woord ‘timide’ weergegeven door ‘schuchter’, ‘bedeesd’, ‘schroomvallig’ en ‘bloode’, eveneens volkomen terecht voor 't Hol-lands. Een Fransch versje, dat Hendrik IV zou gemaakt hebben, geven ze aardig weer met oud-Hollandse woorden, zo de kleur behoudend van 't oorspronkelik: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
Hun vertaling is zodoende geworden een bijna volkomen weergave in Hollands geluid van de romanese vertelling. De prachtige XVIe eeuwse kleur en de tedere lyriek van sommige gedeelten zijn bijna ongeschonden bewaard. [...] Als we 't werk van de Schartens vergelijken met vertalingen uit vorige eeuwen, worden we zulk een verschil gewaar, dat we bijna zouden gaan geloven aan een langzame vervolmaking, zo al niet van àl 't door schoonheid-zoekende geest voortgebrachte, dan toch van een zeker deel, dat vertaalkunst heet! Een bekend Frans vertaler uit de XVIIe eeuw, Perrot d'Ablancourt, draagt aan zijn vriend Conrart een vertaling van Lucianus op, en zegt dat hij allerlei heeft moeten wijzigen of weglaten, ‘verzen van Homerus, die nu schoolmeesterachtig zouden klinken, afgezaagde mythologiese verhalen, versleten spreekwoorden en vergelijkingen, die een verkeerde indruk zouden maken: een geleerde in plaats van een sierlike.’ ‘Il a donc fallu changer tout cela, pour faire quelque chose d'agréable.’ Anders - zo redeneert hij - zou 't Lucianus niet zijn, want wat in zìjn taal behaagt, zou in de onze onverdraaglik zijn. Trouwens, zelfs in mooie gezichten is altijd iets dat men er uit zou willen missen, en ook in de beste schrijvers zijn plaatsen die men moet verhelderen of veranderen. ‘Ik houd me dus niet altijd aan de woorden nòch aan de gedachten van de schrijver. De veranderde tijden willen niet alleen andere woorden, maar ook andere gedachten, en gezanten zijn gewoon zich te kleden naar de mode van 't land | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
waarheen men hen zendt, om niet belachelik te worden in de ogen van hen aan wie ze willen behagen.’ ‘Cela n'est pas proprement de la traduction,’ zegt d'Ablancourt, ‘mais cela vaut mieux que la traduction.’ Zó, pour faire quelque chose d'agréable, ontstonden de vertalingen, die met een aardig woord gekarakteriseerd zijn als belles infidèles. En op waardering voor dergelijke vertolkingen - want andere kende hij niet - is de stelling van Perrault gebouwd, dat ook zij die geen Grieks of Latijn kennen, héél goed over de waarde ervan kunnen oordelen. In zijn Parallèle des anciens et des modernes, dat merkwaardige pleidooi tegen de superioriteit der klassieken, en waarin de aanhangers daarvan als ‘pédants’ worden voorgesteld, in dat oppervlakkig, maar dikwels spitsvondig-paradoxaal geschrift, tracht de Abbé, een der redenerende personen - de Parallèle is in gesprekvorm geschreven - aan te tonen, dat een goede vertaling, b.v. uit 't Latijn, eigenlik beter is dan 't oorspronkelik: 1o. We weten niet hoe 't Latijn werd uitgesproken; we misvormen 't zó dat de oude Romeinen ons niet zouden kunnen verstaan: we spreken o.a. verscheiden syllaben uit, die door de Latijnen werden weggelaten, verlengen dus ten onrechte de periode, en verstoren zodoende maat en harmonie. En... is 't zuiver uitgesproken Frans van een vertaling niet beter dan onzuiver gesproken Latijn? 2o. De logiese gang, de inrichting van een werk, wordt door de lezer beter in een vertaling begrepen, omdat bij 't lezen van 't oorspronkelik altijd een groot deel van de aandacht wordt gekoncentreerd op 't vertalen. 3o. Onder de verschillende betekenissen, die men aan verscheiden plaatsen in 't oorsrponkelik zou kunnen geven, is altijd maar één goede, en een vertaler, die alle kommentaren en interpretaties bestudeerde, heeft veel kans die éne goede betekenis gegrepen te hebben. Als men - zegt Perrault - door de Lucianus-vertaling van d'Ablancourt niet over de stijl van Lucianus kan oordelen, over de ideeën kan men 't wèl, en een ‘moderne’, die de vertaling gelezen heeft, zal - dank zij de ‘excellent traducteur’ - beter Lucianus kennen dan menig ‘savant’. Perrault verwaarloost totaal 't innig verband tussen gedachte en stijl. Juist om dat innige, onscheidbare verband is vertalen in 't algemeen, en vóóral 't vertalen van poëzie zo moeilik. Men kan de gedachte en 't beeld behouden, maar 't beeld krijgt juist zijn volkomen uitdrukking, àl zijn re- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
lief, door de klank waarin 't wordt geuit en 't ritme: de beweging van de ziel.Ga naar voetnoota De taal is geen kleed dat men van de gedachte kan afnemen, om 't te vervangen door een ander; 't geliefde, veel-gebruikte beeld is onjuist.Ga naar voetnootb Taal is een zielsprodukt, onscheidbaar verbonden met de gedachte, en dus ook iedere taaluiting, iedere ‘stijl’. De voorstellingen en begrippen, die aan eenzelfde woord verbonden zijn, wisselen van individu tot individu, en in ieder individu afzonderlik zijn ze evenmin konstant. De uitdrukking 'n groene weide wekt bij een nuchtere boer een geheel andere voorstelling dan b.v. bij een enigszins poëties voelend mens. Liefde betekent voor eenzelfde persoon iets anders in verschillende tijdperken van zijn leven, en als twee personen beide liefde zeggen, bedoelen ze niet 't zelfde. Wat voor individuen 't geval is, geldt ook voor volken. De begrippen, aan een woord verbonden, zijn verschillend voor hetzelfde volk in verschillende perioden van zijn ontwikkeling, en er is evenzeer verschil van voorstellingen bij de volken onderling, voortspruitend uit hun verschillende geest. Dikwels bevat een vreemd woord begrippen, waarvoor niet altijd de juiste uitdrukking in de eigen taal bestaat. Die verscheidenheid van voorstellingen en begrippen maakt 't vertalen zo moeilik. Men denke aan 't Latijnse woord fides met al z'n nuances van betekenis. Bij het vertalen van een klassieke tekst stuit men bovendien op de moeilikheid, dat de ouden aan vele woorden, vooral aan abstrakta, een andere voorstelling verbonden dan wij. Dikwels geven woorden slechts benaderend 't zelfde begrip weer in verschillende talen; Schopenhauer vergelijkt die overeenkomstige woorden eigenaardig met elkaar ongeveer dekkende, maar niet geheel koncentriese cirkels. 't Vreemde woord geeft soms een begrip weer met een nuance, die onze taal niet kan uitdrukken in een equivalent woord. Die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
vreemde woorden, gentleman, flirt, koket, fantazeren, vulgair, pikant, lettré, enz. te willen vermijden of vervangen door een omschrijving, zou belachelik purisme zijn. Groter moeilikheid geven de vreemde woorden, die niet onveranderd of met enigszins gewijzigde vorm in onze taal bestaan; b.v. 't Franse woord ‘regret’ in de betekenis van ‘verdriet over 't geen men verloren heeft.’ Lastig te vertalen zijn ook de talrijke tussenwerpsels, die onder invloed van toon en zinsverband een geheel verschillende gevoelswaarde hebben.[...]. Uit de talrijke voorbeelden van 't gebruik van ‘par exemple’ blijkt 't innige verband van 't woord met de gehele zin. Indien we alle woorden van een zin door equivalenten in de moedertaal konden vervangen, zouden we daarmede toch niet tot een juiste vertaling komen, omdat een zin alleen typografies uit ‘woorden’ bestaat. Het is geen legkaart van woorden, maar een kleinere of grotere eenheid, een - vooral in spreektaal en poëzie - onmiddellik in z'n geheel gekoncipieerde en uitgedrukte gedachte. En in die zin zijn allerlei fijne, innige elementen, die meewerken tot 't zuiver uitdrukken van de bedoeling: het ritme, het aksent, de klank. 't Zijn ‘de sappen van de plant, 't bloed van 't lichaam’ (Vinet). Niet alleen heeft elke taal zijn eigen biezondere konstrukties, woordvormingen enz., waarin zijn geest zich reflekteert, maar ieder van 't gewone type afwijkend individu (dichter, filozoof enz.) heeft weer zijn eigenaardig taal-bezit. Wat voor allerlei proza geldt, geldt in hoger mate voor poëzie. In stemmingspoëzie hebben de woorden nauweliks een eigen leven, alle te zamen wekken ze bij ons een indruk van de stemming van de dichter, toen hij zijn versen maakte. [...] Reeds de verschillende ritmiek van de talen doet op onoverkomelike bezwaren stuiten: bij de vertaling van een Frans in een Germaans vers b.v. 't ontbreken van kwantiteit en stamaksent in 't ene, en 't wèl voorkomen daarvan in 't andere. Wanneer men in de vertaling van Griekse of Latijnse poëzie 't metrum tracht te behouden, krijgt men een hybridies produkt, gekunsteld, gewrongen-geleerd. Beter lijkt 't me zich af te vragen: In welke maat zou de dichter zijn stemming, zijn gedachte hebben uitgedrukt, als ònze taal de zijne was geweest?Ga naar voetnoota | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
Vertalen van poëzie is metempsychose, de ziel gaat over in een ander lichaam, maar daar ‘lichaam’ en ‘ziel’, vooral in kunst, één zijn, wordt het vertaalde gedicht een nieuw, een ander kunstprodukt. [...] Voor een kunstenaar is het vertalen ook een techniese oefening van betekenis. Hij leert er de kracht, de waarde van zijn eigen taal beter door kennen; die zal er door verrijkt worden, maar vooral verhelderd. In 't algemeen is voor een ieder die zijn taal en een vreemde zo juist mogelik wil doorvoelen, niets beter dan 't vertalen van de eene in de andere.[...] [...] Een enkel woord over de vraag of het vertalen ook bij het onderwijs een belangrijke plaats moet innemen, of 't waarde heeft als middel om 't inzicht in eigen en vreemde taal te verdiepen. Als ik in 't mooie boekje van Cauer, Die Kunst des Übersetzens, lees, dat de vertaler met een veroveraar te vergelijken is, die zijn prachtige in vreemde landen verworven buit naar 't vaderland voert, waar hij blijft als een nuttig bezit, dan vind ik dat er wel iets waars is in die enthousiaste uitspraak. Dikwels wordt de vertaler geprikkeld 't juiste woord te zoeken voor 't nieuw-verkregen begrip; hij verrijkt daardoor zijn persoonlike taal, en in zekere mate ook de moedertaal, terwijl tegelijk bekende eigen woorden nieuw leven krijgen, doordat ze òf worden gebruikt tot 't uitdrukken van een nieuwe gedachte, òf dienen tot 't weergeven van een vremd woord, dat op dezelfde wijze is samengesteld, maar waarvan de waarde der afzonderlike delen duideliker zichtbaar is. De vertaling van de Bijbel heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van 't Latijn, en van Amyot's vertaling van Plutarchus heeft Montaigne gezegd: ‘Wij onwetenden zouden verloren geweest zijn, als dit boek ons niet uit de modderpoel gered had; dank zij Amyot, durven wij nu spreken en schrijven’! En is onze taal niet veel verschuldigd aan bijbel- en psalmvertalingen? [...] |
|