29
Vosmaer antwoordt Van Leeuwen (1882)
Carel Vosmaer, ‘Antwoord op het voorgaande.’
In: De Nederlandsche Spectator, 28 januari 1882, p.
33.
In hetzelfde nummer waarin Van Leeuwen zijn reactie geeft op Vosmaers
bespreking van zijn Sophocles-vertaling (zie Nr. 28) geeft Vosmaer zijn dupliek,
waarin hij zijn vertaalprincipes nog eens kort op een rijtje zet: men moet het
antieke geven als antiek, het oorspronkelijk ‘zooals het
is’.
Ik blijf bij mijne in het no. van 31 Dec. 1881 uiteengezette
meening. ‘Den tekst herstellen in zijn oorspronkelijken
vorm’, dit, zegt de heer van Leeuwen, moet voorafgaan. Juist daar
ligt het gevaar en dit heeft hij niet weggeruimd. Er zijn, buiten de gevallen
waarin grammaticale en kritische geleerdheid kan beslissen, te vele gevallen
waarin niet een weten-schap-pelijk geleerde, maar een letterkundig kunstenaar daartoe zou gewenscht worden, en de
eerste is niet altijd de tweede. Geleerdheid, wetenschap, kritiek zijn niet
alleen eene andere functie der hersens, maar vereischen een anderen aard en
ontwikkeling van dezen. In zaken van kunst, van poëzie kan niet de geleerde, de criticus beslissen. Vandaar
de tallooze dwalingen zoowel in het wegsnijden, als in het verbeteren.
Ten tweede zegt de heer v.L. dat, door een woord letterlijk te vertalen, de
indruk vaak verloren gaat, de dichterlijke uitdrukking prozaiesch wordt. Daarin
kan men voorzien door letterlijk te vertalen, maar met smaak en takt. Doch
vóor alles moet de zaak die men overbrengt antiek blijven en niet
modern worden.
De taal der oude tragici ‘is eene kunsttaal’. Gewis, maar
die hebben wij ook. In Vondels Lucifer en Jeftha vindt men ook het alledaagsch
Amsterdamsch niet. Eindelijk, de eerbeidwaardigheid der oude taal van Homeros;
dit was ‘de bijbel der Grieken’; en wij nieuwen zouden
‘arm zijn’ daarin. O, geenszins; wij kunnen en moeten voor
dergelijke gele-