12
Nog meer bloemen: S.J. van den Bergh (1839)
S.J. van den Bergh, ‘Voorbericht’. In: idem,
Uitheemsche bloemen. Vertalingen en navolgingen in
poezy. Utrecht: C. van der Post Jr. 1839. vii-viii
Samuel Johannes van den Bergh (1814-1868), alweer een dichter-drogist,
ditmaal uit Den Haag, behoorde tot de vroegste kring medewerkers van het in 1837
opgerichte tijdschrift De Gids, waarin hij zowel
oorspronkelijk als kritisch werk publiceerde. Tevens was hij een van de
mede-oprichters van het letterkundig genootschap ‘Oefening kweekt
kennis’. Het oordeel van Busken Huet over Van den Bergh luidde dat
hij ‘den indruk [maakte] van een uit de nachtschuit gekomen Tollens,
of indien men liever wil, van een opgegraven en weder overeind gezetten
Helmers’ (geciteerd naar Stuiveling 19825: 90).
Van den Bergh heeft veel vertaald, onder meer werk van Anakreoon, Poesjkin (zie
hierna, Nr. 13), Thomas Moore, Byron, Longfellow en Tennyson.
In zijn
conciesheid en geposeerde bescheidenheid is dit
‘voorbericht’ exemplarisch voor de wijze waarop in deze
periode vele vertalers vele bundels met, om de favoriete metafoor in dit verband
te gebruiken, uit vreemde tuin overgeplante bloemen inleidden.
Lamartine, victor hugo, byron, moore, seidl, ziedaar zooveele
namen, welke ten onzent met den hoogsten lof bekend zijn, en alzoo een'
genoegzamen waarborg opleveren voor de gedachten, in de hier voorkomende
dichtstukken vervat; maar het is uwe toegevendheid, geachte Lezer!, welke ik
inroep voor de overbrenging hunnen voortbrengselen in onze taal. Wel is waar, ik
heb getracht mijne vertalingen zoo getrouw mogelijk te doen zijn, en vermeen
zelfs hierin nu en dan geslaagd te wezen; doch het bouquet van den wijn gaat bij
het overschenken wel eens te loor, en niet altijd geeft iedere overzetting het
oorspronkelijke in alle deelen weder. In/ (viii) de hoop evenwel dat het hier
geleverde den druk niet on-