onhandigheid, hier en daar, als bij toeval, nog ietwat van den geest van enkele
in 't oorspronkelijke fraaije stukjes in overgebleven zal zijn. Maar wat er dan
ook de reden van wezen moge, genoeg, ik werd ernstig voor 't gevaar beducht, dat
er eene tweede uitgave van dat onhebbelijk en lang door mij afgekeurd boekje zou
kunnen verschijnen; en alleen om dat gevaar te ontgaan, besloot ik tot het
rangschikken en ter perse leggen van eene andere verzameling van sedert door mij
overgezette of nagevolgde stukjes, waarbij ik tevens zou kunnen opnemen of
inlasschen zoodanige gedichtjes uit den ouden bundel, die zich niet al te
slordig of afzigtelijk mogten voordoen om, als ter sluik, eenige weinige
bladzijden in den nieuwen te beslaan. Ik meende door dat middel het vorige
boekje te onderdrukken/ (v) en te verdringen en het oude sinds lang verwelkte
tuiltje van zoogenoemde dichtbloemen
voor eenen nieuwen ruiker te doen verwerpen.
Met deze bedoeling dan, en ter bereiking van dat oogmerk-alleen, is deze bundel
ter perse gegeven. Ik verzoek diensvolgens den beleefden en belangstellenden
verzamelaar mijner dichtwerken, het oude boekje, waarvan al het bruikbare in dit
nieuweren wordt teruggevonden, als van geene verdere waarde hoegenaamd, te
willen uitschieten en er dit betrekkelijk betere voor in de plaats te stellen. -
Hoezeer al de hier verzamelde stukjes aan de dichters, wier namen er bij vermeld
staan, zijn ontleend, zoo bevinden er zich echter vele onder, waarvan men den
oorsprong niet uit de navolging zou herkennen, en die door verandering van
versmaat en vorm - somtijds door toevoeging - dikwijls door uitlating -
veeltijds door den Hollandschen tooi en tint aanmerkelijk van het voorbeeld
afwijken, zoodanig dat ik vele derzelve met minder gevaar en meerder regt voor
mijn/ (vi) eigendom zou kunnen doen doorgaan, dan menig hedendaagsch
poëet zijn zoo genoemd oorspronkelijk werk voor den zijnen. (...)