De talen van Suriname
(1983)–Eddy Charry, Geert Koefoed, Pieter Muysken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||||||||||
De taalsituatieAmerikaans-Indiaanse talen, Hindi en Javaans, en de Bosneger creooltalen, worden slechts gesproken binnen hun respectieve etnische groepen. Sinds 1667 is de officiële landstaal het Nederlands, en sinds 1876 bestaat er leerplicht waarbij vanaf de lagere school het Nederlands de enige voertaal is. Het Nederlands is de taal van de christelijke kerken met uitzondering van de hernhutters, die traditioneel het Sranan gebruiken in hun diensten en stichtelijke boeken (zie het artikel van Voorhoeve, hiervoor). Het Nederlands heeft een geschreven en een gesproken standaardvorm. De andere belangrijke taal van Suriname, het Sranan, is de lingua franca van het land. Omdat de Indianen en Bosnegers niet volledig in de samenleving geïntegreerd zijn, speelt prestige geen belangrijke rol in hun relaties met andere groepen. Zij gebruiken het Sranan als lingua franca, maar voor hen is het niet meer dan dat. Voor de afstammelingen van Aziatische immigranten doet de kwestie van de status van het Sranan ten opzichte van het Nederlands zich wel voor, evenals de vraag of men pogingen om het als nationale taal te ontwikkelen moet ondersteunen. Hoewel zij het Sranan binnen hun eigen groep gebruiken, heeft het voor hen toch een geringe status ten opzichte van het Nederlands (en de gestandaardiseerde vormen van hun eigen moedertalen). Hun uit prestige-overwegingen geboren voorkeur voor het Nederlands is een afspiegeling van algemene, traditionele patronen van taalkeuze en -beoordeling, die geworteld zijn in de meester - slaaf verhouding van de slavernij en de gelaagde, Europees-gedomineerde maatschappij van het koloniale tijdperk. Ik zal deze patronen beschrijven en daarbij tevens veranderingen aangeven die optreden nu het Sranan gestandaardiseerd en herwaardeerd wordt. | |||||||||||||||
TaalkeuzeEen gevolg van de erfenis van deze middelen en vormen van sociale differentiatie is dat beheersing van het Nederlands vrijwel de enige zekere weg is tot het verkrijgen van prestige en succes in Suriname. Men kan sociaal beoordeeld worden naar de mate waarin men het Nederlands beheerst. Binnen de elite-groepen wordt de taalkeuze bepaald door het gespreksthema, de situatie, en de mate van vertrouwelijkheid tussen de sprekers. Wederzijds geaccepteerde gelijkheid komt tot uiting door tegen elkaar Sranan te spreken. Tegen een min- | |||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||
dere wordt over het algemeen Nederlands gesproken. Maar soms loont het de moeite om Sranan te spreken tegen minderen, en het verdient zeker de voorkeur dit te doen in verkiezingstijd. Uitgaande van sociale positie zijn de algemene patronen van taalkeuze de volgende:
De relatie van ouders tot hun kinderen is analoog aan die tussen personen met verschillende status, ongeacht de feitelijke sociale positie van de ouders. Omdat alle ouders willen dat hun zoons en dochters een hoge plaats op de sociale ladder bereiken, staan zij erop dat zij Nederlands spreken. Soms spreken ouders Sranan tegen hun kinderen, maar verwachten van hen dat ze in het Nederlands antwoorden, zelfs als zij, de ouders, het Nederlands niet geheel begrijpen. Kinderen moeten Nederlands tegen elkaar spreken, althans in aanwezigheid van hun ouders. Zo zijn er in hogere sociale kringen vrijwel eentalige, Nederlands-sprekende kinderen. Dit type eentaligheid verdwijnt met het verbreden van het scala van sociale contacten van de kinderen. Het aantal zuiver eentaligen onder de Nederlands-sprekende inheemse volwassenen is te verwaarlozen. Eentaligheid is daarentegen vrij algemeen bij sprekers van het Sranan. De nieuwe elite moet, bij gebrek aan andere middelen om hun positie tot uitdrukking te brengen - huidskleur kan daartoe niet dienen - zijn toevlucht nemen tot het Nederlands, zelfs in situaties waar het Sranan het enig adequate communicatiemiddel zou zijn. Het volgende voorbeeld illustreert dit: in een bijeenkomst met het hoofd van een van de Bosnegerstammen zal een hoge overheidsfunctionaris Nederlands spreken en zijn woorden laten vertalen in de taal van de | |||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||
betrokken stam. Het antwoord van het stamhoofd zal weer in het Nederlands vertaald worden. Terwijl beide mannen toch in staat zijn het Sranan te gebruiken als lingua franca! Toch zijn er voor deze ceremonie twee tolken nodig. De woorden van de functionaris gaan in het Nederlands naar de overheidstolk, van hem in een variëteit van de stamtaal naar de tolk van het stamhoofd, en uiteindelijk van deze man naar het stamhoofd in de zuivere vorm van de stamtaal. De woorden van het stamhoofd volgen dezelfde weg in tegengestelde richting. De bijeenkomsten worden door de stamhoofden uiteraard met veel vertoon georganiseerd, maar de overheidsfunctionaris heeft zich bij zijn keuze van het Nederlands zeker door prestige-overwegingen laten leiden. Hij zal dan zeker vrijwel dezelfde waardering van de stamleden krijgen als vroeger een blanke functionaris in de koloniale tijd. De taalkeuze bij sociale interactie komt niet altijd overeen met wat men zou verwachten. Er zijn gevallen van asymmetrie of ongelijkheid van keuze die moeilijkheden kunnen veroorzaken, of zelfs het patroon kunnen verstoren. De meerdere of de ouders kunnen het als ongepast beschouwen als een mindere of een kind Sranan tegen hen spreekt. Onverwacht gebruik van het Nederlands kan ook tot verwarring of zelfs irritatie aanleiding geven als het van de ondergeschikte komt. Asymmetrische taalkeuze is symptomatisch voor de verstoring van de gevestigde sociale relaties en maakt de onzekerheid binnen de samenleving zichtbaar. De laatste tien, vijftien jaar zijn het Nederlands en haar prestige-positie ter discussie gesteld onder invloed van de activiteiten van de nationalistische culturele beweging. Sprekers van het Sranan beginnen trots te worden op hun taal en cultuur, die zo duidelijk verschillen van de Nederlandse. In vergelijking met veel andere creooltalen bevindt het Sranan zich in zekere zin in een bevoorrechte positie. Het is volkomen anders dan het Nederlands, en haar sprekers kunnen gemakkelijk hun eigen standaardGa naar eindnoot1 onafhankelijk ontwikkelen. Sprekers van het Sranan moeten dit wel doen wanneer zij de taal op een literair of wetenschappelijk niveau hanteren. Op het ogenblik maken poëzie en toneel een bloeitijd door. Het Nederlands heeft veel van haar vroegere prestige en glorie verloren - veel, maar niet alles. Het Sranan is immers niet de officiële landstaal en het is (nog) niet volledig gestandaardiseerd. Het opleggen van het Nederlands als enige prestige-taal, een proces dat meer dan een eeuw geleden begon, kan niet van de ene dag op de andere gestopt worden. Het Nederlands zal nog lang de belangrijkste taal van Suriname blijven en, ondanks de nieuwe culturele idealen zal, hoe paradoxaal dit ook mag klinken, een goede beheersing van het Neder- | |||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||
lands de weg blijven banen voor posities met prestige. Asymmetrische taalkeuze kan daarom ook een teken van een zekere ambivalentie in Surinames veeltalige samenleving zijn. Ambivalentie is typisch een produkt van de onzekerheid in een veranderend sociaal systeem. Het Nederlands wordt geaccepteerd als de officiële taal, maar de Surinamers die het spreken hebben er geen emotionele band mee. Zij zullen deze nationale taal niet juichend prijzen. Velen prefereren het Nederlands vanuit een oogpunt van zuiver pragmatisch rendement. Zij zullen het Nederlands nooit als moedertaal erkennen, zelfs niet als zij vrijwel eentalig (Nederlands) zijn. Zij zullen slechts toegeven dat zij door hun Nederlandse opleiding niet goed Sranan kunnen spreken. Voor een aantal Surinamers, die het Sranan afgewezen hebben, is de situatie hopeloos: zij hebben geen eigen taal. Een openlijk aanvaarden van het Nederlands als moedertaal wordt gezien als verraad aan het groeiend nationaal bewustzijn. Een Surinamer wil niet Nederlander genoemd worden. Daarom is het Nederlands zijn taal niet, hoewel hij ook weer niet zal zeggen dat het Sranan dat wel is. Zijn pragmatische opstelling brengt hem ertoe Nederlands te leren om aan een Nederlandse universiteit te studeren, in zaken en in de politiek te kunnen gaan en zich zo prestige in de maatschappij te verwerven. Deze ambivalentie is zeker een van de oorzaken van het ontbreken van Nederlandstalige literatuur van enige omvang. Uiteindelijk leiden de nationalistische houding en de ambivalentie op het gebied van de taal tot hetzelfde: een aantasting van de prestige-positie van het Nederlands. | |||||||||||||||
De keuze van taalvormenHet Nederlands - Ondanks het hoge aanzien van het Nederlands en haar functie als officiële landstaal, wijken de geaccepteerde normen af van de Europese. De Europese norm voor geschreven taal wordt geaccepteerd en wat syntaxis en lexicon betreft zijn de ideale normen ongeveer gelijk aan die in Nederland. Dit geldt ook voor de gesproken taal. Wat de uitspraak betreft wijkt de ideale norm echter zeker af van de Europese norm. De velaire /r/, bijvoorbeeld, en de typisch Europese intonatie worden niet geaccepteerd uit de mond van een kleurling. Deze houding kan ernstige problemen opleveren voor studenten die na lang verblijf in Nederland thuiskomen met een onbewust aangeleerde Europese uitspraak. Hen wordt vaak verweten dat zij geaffecteerd en gekunsteld spreken. Deze verwijten komen voornamelijk van hun vrienden en familieleden. Het volkstoneel zit vol personages die de spot drijven met deze ‘gekleurde Europeanen’! Dit is een indicatie dat er zich een eigen uitspraaknorm ontwikkelt, en wel op een negatieve wijze, doordat men de Europese uitspraak | |||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||
verwerpt. Op deze manier kan een Surinamer zich prestige verwerven door een goede beheersing van het Nederlands, als hij maar niet te Europees klinkt. De zwarte ‘bakra’ (Nederlander) wordt niet algemeen geaccepteerd. Ter illustratie volgen hier enkele verschillen tussen de twee normen:
Er zijn bovendien duidelijke verschillen in klemtoon- en intonatie-patronen, in de manier waarop tweeklanken worden uitgesproken, en in de soorten liaison en reductie in klankreeksen. Bepaalde Europees-Nederlandse opposities komen niet voor in het Surinaams-Nederlands:
Niet het voorkomen van een of meer Europees-Nederlandse kenmerken maakt de uitspraak Europees. Er zijn leraren die hun leerlingen fanatiek de labio-dentale /w/ trachten te leren terwijl ze zelf een tongpunt /r/ of genasaliseerde klinkers hebben. Het tegelijkertijd voorkomen van alle kenmerken kenschetst de ‘bakra’ uitspraak die niet geaccepteerd wordt van in Suriname geboren Surinamers. Dit maakt duidelijk waarom een student die perfecte Nederlandse zinnen vormt, uit een rijke woordenschat put en geen Nederlandse uitspraak heeft, hogelijk geprezen wordt als iemand die niet geaffecteerd is!
Het Sranan - Alleen al uit linguïstisch oogpunt zijn invloeden van het Nederlands op het Sranan, en omgekeerd, normaal en tot op zekere hoogte voorspelbaar in een dergelijke veeltalige situatie. Er zijn gevallen waarin de keuze of het vermijden van Sranan vormen duidelijk door prestige-overwegingen bepaald is.
Voorbeelden:
| |||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||
Lexicale substituties zijn niet altijd ingegeven door prestige-overwegingen. Gebrek aan kennis van de eigen taal speelt ook een rol. Een aantal Sranan woorden is gekoppeld aan hun Nederlandse equivalent, vooral waar het syntactische woorden betreft: oo: toe ‘dat’, tak: dat ‘dat’. Het is niet zeker of deze doubletten moeten worden toegeschreven aan prestige. Nationalistische puristen waarschuwen tegen deze en andere Nederlandse invloeden op het Sranan. Op hun beurt wenden zij zich tot het Spaans als ze een woord nodig hebben, en zo hebben een paar Spaanse woorden hun intree gedaan in het Sranan: puwema ‘gedicht’, problema ‘probleem’. Eén voorbeeld toont aan hoe diep (onbewust) en hoe sterk de minderwaardigheidsgevoelens van sprekers van het Sranan nog steeds zijn, en hoe zeer, zelfs in structureel opzicht, het Nederlands in hoger aanzien staat. Het meervoud van zelfstandige naamwoorden wordt in het Sranan niet door suffixen aangegeven maar door de vorm van het lidwoord, ongeveer zoals in het Frans, als volgt, a mati ‘de vriend’: den mati: ‘de vrienden’. Als een zelfstandig naamwoord in het Sranan wordt gebruikt zonder lidwoord, moet men het als soortnaam opvatten. In het Nederlands is een zelfstandig naamwoord altijd òf meervoud òf enkelvoud. Dit heeft tot gevolg dat sommige sprekers van het Sranan het Sranan zelfstandig naamwoord zonder getals-markeerder als inferieur aan het Nederlands beschouwen. Zij menen ook dat de enige manier om het meervoud van een zelfstandig naamwoord aan te geven het gebruik van suffixen is (zoals in het Nederlands). In december 1967 publiceerde een jonge Surinaamse dichter | |||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||
een dichtbundel met in de ondertitel het woord puwemas ‘gedichten’, d.w.z, met een -s suffix voor het meervoud in het Sranan. Daarom had hij het geïntroduceerd op het titelblad van zijn boek!Ga naar eindnoot2 | |||||||||||||||
ConclusieIn haar Surinaamse variëteit heeft het Nederlands nog steeds een prestige-positie in het Sranan. Onbewust is zich een eigen standaard van het Nederlands aan het ontwikkelen. De prestige-positie van het Nederlands beïnvloedt niet alleen de taalkeuze maar ook de keuze van vormen in het Sranan. De nationalistische herwaardering van het Sranan en de ambivalente houding ten aanzien van de nationale taal van het land zijn complicerende factoren die asymmetrisch taalgedrag en onzekerheid in veeltalige sociale contacten veroorzaken. Het systeem is aan het veranderen.
Christian H. Eersel |
|