De talen van Suriname
(1983)–Eddy Charry, Geert Koefoed, Pieter Muysken– Auteursrechtelijk beschermdWaarom toch die emancipatie van het Sarnami?Ga naar eindnoot* 4‘Moge de duidelijkste fundamentele kennis van de feiten die verkregen kunnen worden, en de moed om deze kennis te accepteren, als de onvermijdelijke basis voor elke discussie en voor elk project, de regering en politici in Suriname helpen te voorkomen dat het taalprobleem uitgroeit tot een taalconflict.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Inleiding | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 AlgemeenWelvaart en welzijn zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een toegenomen welvaart kan leiden tot beter welzijn en dit welzijn kan op zijn beurt als motor fungeren tot nog meer welvaart enz. Het is beslist niet zo dat welvaart automatisch verkregen kan worden door miljoenen guldens in een land te investeren zonder dat dit land veel doet aan de motivatie van al zijn burgers om zich doelgericht in te zetten voor die welvaart. Louter politiek geïnteresseerde en georiënteerde mensen staan hier vaak gelijk klaar met het antwoord dat alleen een bepaalde politieke ideologie die motivatie kan verstrekken. Dat een politieke opvatting motiverend kan werken, ontkennen wij niet. Dat deze echter alleenzaligmakend zou zijn, betwijfelen wij. Voordat een opgroeiend kind namelijk aan een dergelijke ideologie toekomt, is hieraan al een heel proces van opvoeding tot een persoonlijkheid voorafgegaan. In deze persoonlijkheid kunnen deugden als: gemeenschapszin, ijver, mondigheid, een kritisch bewustzijn, een gezond nationaal gevoel, respect voor de medemens, respect voor elkaars cultuuruitingen al of niet verenigd zijn. Deze deugden kunnen via gezin en onderwijs ontwikkeld worden en kunnen afgeleid worden uit de wetenschap, de religie, de geschiedenis, de heersende morele opvattingen van een volk e.d. Wij sluiten de mogelijkheid niet uit dat opvoeding ook geïnspireerd kan worden door een politieke ideologie. Het gevaar van een eenzijdige (partij-politieke) beïnvloeding is hier echter groot. Waar het ons om gaat, is om aan te tonen dat taal, en in het bijzonder de moedertaal, als cultuuruiting en communicatie-middel bij uitstek in het geheel van cultuuruitingen van een volk een centrale plaats inneemt en hierdoor hèt middel is om het bewustwordingsproces en de persoonlijkheidsvorming van een individu evenwichtig en succesvol te doen verlopen.
In een ruimer verband geplaatst betekent dit dat voornamelijk van de totaliteit van de culturele waarden van een volk, de wetenschap, de geschiedenis - dit alles gekoppeld aan een politieke ideologie - de inspiratie en de motivatie tot efficiënte deelname aan het arbeids- en produktieproces komt: cultuur, wetenschap, geschiedenis - en politiek - als krachtbron voor welzijn en welvaart! Wij hopen hiermee in het kort te hebben uiteengezet dat in een samenleving elk aspect in het groter geheel van welzijn en welvaart een schakel is en dat geen van deze schakels als een meer of minder belang moet worden gezien. In politiek-maatschappelijke discussies hebben bovenbedoelde politiek georiënteerden maar al te vaak de neiging om aan de culturele aspecten van een samenleving een te ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarlozen rol toe te kennen. In de hierna te volgen nogal ‘talige’ uiteenzettingen willen wij proberen de relaties tussen taal en maatschappij te doen uitkomen. De lezer houde dit voortdurend voor ogen.
Taalpolitiek - Taal is een sociaal verschijnsel. Als zodanig heeft zij te maken met haast alle gebieden van het maatschappelijk gebeuren. Dus ook met de politiek. In onze wereld zijn er gemiddeld 30 maal meer talen dan er landen zijn. Dit moet per definitie inhouden dat er veel meer meertalige landen zijn dan eentalige. Meertaligheid in een land is dus niet een ongewoon verschijnsel. Voor een regering in een meertalig land houdt regeren een veel grotere verantwoordelijkheid in dan in een eentalig land. Wanneer taalgroepen zich in hun taal, dus in hun identiteit, bedreigd voelen, kan taal een belangrijke politieke issue (= kwestie) worden en kunnen ongekend heftige krachten loskomen. Krachten die de felbegeerde welvaart en welzijn ernstig in gevaar kunnen brengen. Een belangrijke factor is de houding van de dominerende (taal-)groep ten opzichte van taalminderheden. Is deze houding loyaal, m.a.w. laat de overheersende groep de eigen ontwikkeling van een minderheidstaal toe en stimuleert die tot verdere ontplooiing, dan valt er niets te vrezen. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen het Nederlands en het Fries. Het Nederlands vormt voor het Fries geen bedreiging, tolereert en stimuleert een eigen ontwikkeling. Daarom bestaat er tussen hun respectievelijke sprekers geen taalconflict of -strijd. Is de dominante groep er echter op uit om taalminderheden van dit essentieel element van hun identiteit te beroven, te onderdrukken door hun taaleenheid te miskennen etc. dan is fel verzet tegen deze bedreiging een natuurlijke reactie. Van dit geval zijn er in de wereld van vroeger en nu jammer genoeg te veel voorbeelden aan te wijzen: Zuid-Afrika, Spanje, India, België, Canada, Pakistan/Bangla Desh, Engeland/Schotland...
Taal-emancipatiebewegingen in Suriname - Suriname is een plurale samenleving, d.w.z. een land met een grote verscheidenheid aan rassen, talen, godsdiensten, zeden en gewoonten etc. met een verschillende herkomstgeschiedenis. Ook dit land is dus een veeltalig land. Er worden in totaal 16 moedertalen gesproken waarvan de grootste achtereenvolgens zijn: het Sarnami, het Sranantongo, het Surinaams-Nederlands en het Surinaams-Javaans.Ga naar eindnoot2 Gelukkig is er in Suriname nooit een taalstrijd geweest en wij hopen dat dit ook niet zal plaatsvinden. Onze generatie Surinamers heeft het voorrecht gehad de indrukwek- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kende emancipatie van het Sranantongo te mogen meemaken. Wij hebben de ware losbarsting van creativiteit die deze emancipatie met zich mee bracht, mogen meebeleven. En de resultaten zijn niet weinig ingrijpend geweest! Om maar enkele te noemen: de afrekening met allerlei gevoelens van minderwaardigheid met als gevolg een groter zelfrespect bij Sranantongo moedertaalsprekers; een Suriname-gericht denken; een grotere mondigheid; een opbloei van kunstuitingen als zang, toneel, proza, poëzie, cabaret en van vrijwel alle andere kunstuitingen; een grotere (politieke) bewustwording. Door de afrekening met koloniale belemmeringen is de basis belegd voor een voortgaande bloei van de Sranan cultuur. Men kan ongestraft concluderen dat de geslaagde emancipatie van het Sranantongo uiteindelijk belangrijke voorwaarden tot de onafhankelijkheid van Suriname heeft geschapen. Wie nu aanneemt dat deze emancipatie voor Suriname als eerste in zijn soort ook de laatste zal zijn, getuigt van weinig inzicht in de totaliteit van de Surinaamse samenleving. Want niet alleen het Sranantongo heeft te kampen gehad met koloniale miskenning, ook andere Surinaamse talen ondervinden nog steeds de nadelige gevolgen van een koloniaal beleid in heden en verleden of blijven verstrikt in verstikkende relaties met hooggewaardeerde talen. Met de doorbraak van kennis van de eigen situatie ontstaat ook bij deze Surinaamse taalgroepen een onbedwingbare innerlijke behoefte tot het afwerpen van knellende banden die hun Surinamer-zijn in de weg staan. Het voorbeeld van de emancipatie van het Sranantongo en haar verworvenheden zijn hierbij een belangrijke stimulans uit hun eigen Surinaamse leefwereld! Suriname zal derhalve in de komende periode te maken krijgen met een serie emancipatiebewegingen. Bewegingen waarvan elk een eigen karakter zal hebben, elk met als uitgangspunt haar eigen Surinaamse leefwereld, maar bovenal elk het grote belang van die elementen die de Surinaamse natie aan elkaar binden, zal benadrukken. Het startsein voor dergelijke ontwikkelingen is door de onafhankelijkheidsverklaring van Suriname op 25 november 1975 al gegeven! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 De Sarnami-bewegingIn de rest van dit artikel willen wij ons bezighouden met de Surinaamse taalproblematiek, gezien vanuit de positie van het Sarnami. Onze bedoeling is om de kernpunten van deze problematiek te schetsen zonder verzeild te raken in taalwetenschappelijke en taalpolitieke beschouwingen. Dit doel kunnen wij het best bereiken door de relaties tussen het Sarnami en de hem omringende belangrijkste Surinaamse talen apart te beschrijven. Het is onze overtuiging dat vele van de verder te bespreken aspecten voor de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meeste Surinamers een openbaring inhouden van nimmer vermoede, nimmer geweten en nimmer beschreven Surinaamse feiten. De beweegredenen en bedoelingen van de emancipatie van het Sarnami, en in grote lijnen ook van de Sarnami-beweging, zullen tegelijkertijd vanzelf uit de uiteenzettingen rollen. De totale inhoud van dit artikel moet daarom ook gezien worden als essentiële en fundamentele informatie van alle Surinamers over de problematiek van een niet onbelangrijke Surinaamse taalgroep. Wij vinden het hier nuttig, om vóór de bovengenoemde relatie uiteen te zetten, eerst in te gaan op wat wij willen noemen: de voorfase van de emancipatie van het Sarnami.
Voorfase - Al sedert 1971 wordt door ons gepleit voor emancipatie van het Sarnami. Aanvankelijk begonnen met gesprekken en discussies met vrienden en kennissen, zijn de activiteiten in latere jaren verder uitgebreid met artikelen in diverse bladen, lezingen uitmondende in discussies, interviews en Sarnami- en Hindi cursussen. Bij de oprichting van het Sarnami Collectief ‘JUMPA RAJGURU’ in 1978 vond dit streven naar emancipatie concreet gestalte in het Sarnami-project als een der projecten van dit collectief. Enig succes is niet uitgebleven. Steeds meer mensen begonnen door het idee geïnspireerd te raken: er verscheen een bijvakscriptie met het Sarnami als onderwerp, andere zijn in voorbereiding; op het gebied van toneel ging men veel bewuster het Sarnami hanteren; op literair gebied werd een begin gemaakt met het gebruik van deze taal voor korte verhaaltjes, volksverhalen en er verscheen zelfs een dichtbundel; een leerboekje van het Sarnami-Hindi zag het licht en een grammatica van het Sarnami wacht op publikatie; steeds meer kennisgevingen en mededelingen aan het publiek, slogans op spandoeken e.d. verschijnen in het Sarnami; het Sarnami als taal geschikt voor zang en voordrachten van gedichten deed zijn intrede; steeds meer sprekers gaan er toe over deze deze taal als podium-, radio- en T.V.-taal te gebruiken; opvallend veel jonge Surinaamse intellectuelen raken de laatste tijd geïnspireerd tot het schrijven van maatschappijkritische en beschouwende artikelen. Door dit alles begint zoetjesaan een steeds groeiende acceptatie van het Sarnami in al zijn aspecten door het publiek te ontstaan. Ook vallen door onbegrip en gebrek aan inzicht in de beweegredenen en bedoelingen van de Sarnami beweging hier en daar tekenen van verzet waar te nemen, maar hierover later. Kortom, het Sarnami is in de picture! In evaluerende artikelen zijn namen als ‘Sarnamisten’ en ‘de Sarnami-beweging’ voor onze beweging gebruikt. Zoals u ziet, geven wij de voorkeur aan deze laatste benaming. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dreigend misverstand willen wij vanwege onze directe betrokkenheid met de gang van zaken van den beginne aan, uit de weg ruimen: De Sarnamibeweging is meer dan in hoofdzaak een poging tot taalculturele herwaardering. Zij is ook: ‘(...) een stuk klassenstrijd op ideologisch niveau (...)’.Ga naar eindnoot3 De eerste stappen tot deze beweging werden gezet in de Surinaamse studentenwereld in de stad Leiden. Juist in deze stad is door ons een aantal nieuwe en essentiële elementen toegevoegd aan ‘de emancipatie van de Hindoestanen’ die de heer Gowricharn - overigens op voortreffelijke wijze - in een ruim sociaal-historisch kader plaatst. Elementen die een ingrijpende koerswijziging in de al aan de gang zijnde emancipatie aanbrachten. Deze koerswijziging wordt naar onze mening goed tot uiting gebracht in de relatief nieuwe naam ‘de Sarnami-beweging’Ga naar eindnoot4. Uiteraard geven wij hieraan een eigen betekenis. Wij zien de betekenis van het woord Sarnami bijvoorbeeld niet alleen als ‘Surinaamse taal’, maar vooral ook als ‘Surinaams’! De voornaamste elementen van de Leidse inbreng zijn: de grote nadruk op emancipatie van het Sarnami als cultureel en (taal-)politiek miskende taal; een emancipatie die moet resulteren in een grotere bewustwording en mondigheid voor zijn sprekers; een emancipatie die dus consequenties zal hebben voor de persoonlijkheidsvorming van de Surinaamse mens, het welzijn en de welvaart; de nadruk op het Surinaamse karakter van deze taal, die als kwetsbaar Surinaams cultuurbezit recht heeft op bescherming en stimulering door de overheid en andere verantwoordelijke instanties en personen. Deze in Leiden geboren ideeën konden later verder uitgewerkt en in ruimer sociaal-politiek kader geplaatst worden door leden van het Sarnami Collectief ‘JUMPA RAJGURU’. Leden van uiteenlopende disciplines. Het werkterrein van het collectief is tot op heden vrijwel uitsluitend Nederland geweest. Het ligt in onze bedoeling om in eerste instantie met de ons ter beschikking staande middelen, en later ook daadwerkelijk, Suriname deelgenoot te maken van onze verworvenheden. Verworvenheden waarvan wij overtuigd zijn dat zij ook nieuwe impulsen zullen geven aan de verdere ontplooiing van de identiteit van de Surinaamse mens... | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De emancipatie van het SarnamiOm hervormingen op velerlei terreinen van het sociale gebeuren op gang te brengen is een ingangspunt nodig, en liefst zulk een dat raakvlakken heeft met zo veel mogelijke gebieden van dit gebeuren. Taal als uiterst functioneel element van sociaal handelen leent zich hier uitstekend voor. Vooral als het gaat om een ondergewaardeerde en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
miskende taal die dus ook recht heeft op emancipatie. In de situatie van Sarnami sprekers kan naar onze mening geen andere factor van betekenis dan de moedertaal als ingangspunt voor succesvolle emancipaties fungeren. Van groot belang voor de emancipatie van het Sarnami is onze opvatting van wat taal in haar relatie tot andere talen is. Ons standpunt is gebaseerd op de taalwetenschap die uitgaat van de principiële gelijkwaardigheid van alle talen ter wereld. Hiermee wordt bedoeld dat geen enkele taal superieur (= meerderwaardig) of inferieur (= minderwaardig) is aan een andere. Elke taal bezit een unieke structuur die tot uiting komt in haar grammatica, haar woordenschat, haar klankrijkdom, haar zinsritme etc. Het feit dat een bepaalde taal een rijke literatuur bezit, is hier niet belangrijk. Elke taal heeft in zich de mogelijkheid om te kunnen uitgroeien tot een rijke cultuurtaal. Gunstige politiek-economische en sociale factoren zijn hiertoe een voorwaarde. Gevoelens van superioriteit of inferioriteit ten aanzien van een taal (zijn) ontstaan in het brein van mensen en hebben met de basiskenmerken van die taal dus niets uit te staan. De term dialect wordt gebruikt om de relatie tussen een standaardtaal (b.v. het Nederlands) en een nauw verwante variante vorm (b.v. het Brabants) aan te geven. Deze term geeft tegenwoordig een zekere minderwaardigheid t.o.v. de standaardtaal aan. Vandaar dat de voorkeur gegeven wordt aan de neutrale term: vernacular. Intussen zijn de grenzen tussen standaardtaal en vernacular niet scherp genoeg te trekken. Ook wisselen deze grenzen van geval tot geval. Met name kan geen bevredigend antwoord gegeven worden op de vraag: hoe groot moeten de overeenkomsten en verschillen met de standaardtaal zijn om nog van een vernacular te mogen spreken? Of anders: hoe groot moeten de verschillen zijn om al van andere talen te mogen spreken? Belangrijk lijkt hierbij het gevoel bij de sprekers dat zij een verwante vorm van een standaardtaal dan wel een andere taal spreken. Dat deze grenzen soms wel erg ruim kunnen zijn, zal in het geval van het Sarnami hierna wel blijken. Duiken wij nu in de Surinaamse taalsituatie dan constateren wij dat de emancipatie van het Sarnami zich op twee fronten moet voltrekken: Aan de ene kant een front naar binnen toe: een interne emancipatie, die betrekking heeft op de relatie van het Sarnami met dominante talen uit de eigen cultuursfeer: het Hindi, het Urdu (met in de verte respectievelijk het Sanskrit en het Arabisch). Aan de andere kant een front naar buiten toe: een externe emancipatie. Deze heeft betrekking op de relatie tussen het Sarnami en dominerende (vreemde) talen als het Nederlands en het Sranantongo. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 De interne emancipatieOns uitgangspunt is hier dat het Sarnami op basis van taalwetenschappelijke argumenten duidelijk een andere taal is dan het Hindi of het Urdu. Dit staat lijnrecht tegenover de heersende opvatting als zou het Sarnami een dialect van het Hindi (Urdu) of een vorm van Hindi (Urdu) zijn. De waarheid is echter deze: Het gebied van oorsprong van het Hindi en het Urdu is de streek rond de hoofdstad Delhi in India waar het Hindustani vernacular wordt gesproken. Uit onderzoek door ons is gebleken dat de wortels van het Sarnami terug te vinden zijn in de vernaculars (voornamelijk noord-westelijk Bhojpuri en oostelijk Avadhi) van ruwweg de districten Basti, Jaunpur, Azamgarh, Gorakhpur, Ghazipur, Benares, Mirzapur, Allahabad, Fyzabad en Gonda, alle gelegen in het oostelijk gedeelte van de deelstaat Uttar Pradesh. Een gebied waar tegenwoordig het Hindi als standaardtaal geldt. Het Urdu wordt er voornamelijk door moslims in ere gehouden. In Pakistan is het de nationale standaardtaal. Tussen de gebieden van oorsprong van het Hindi en het Urdu enerzijds en het Sarnami anderzijds ligt een afstand van maar liefst 600 tot 700 kilometer! Door het samengaan van dit Bhojpuri en Avadhi op Surinaams grondgebied, ontleningen uit talen in deze nieuwe omgeving en de ruim 100 jaar durende isolatie van het gebied van oorsprong, hebben de moedertalen van de Brits-Indische immigranten in Suriname een eigen ontwikkeling doorgemaakt die als resultaat opleverde: het Sarnami. Dit zijn de elementen die het Surinaamse karakter van deze taal uitmaken. (Zie verder voor de historische ontwikkeling van het Sarnami de bijdrage van S. Kishna in deze afdeling.) Het valt niet te ontkennen dat er tussen Sarnami en het Hindi (Urdu) overeenkomsten bestaan, want alle drie behoren zij tot de Indo-Arische taalgroep. De verschillen die er evenwel zijn aan te wijzen, zijn niet gering te noemen. Bij een nadere beschouwing blijken de overeenkomsten vooral op het gebied van spraakklanken, woorden, woordstammen, woordbetekenissen en in enige mate de woordvolgorde voor te komen. Op elk van deze gebieden zijn daarentegen genoeg Sarnami voorbeelden te vinden waarvoor het Hindi en het Urdu andere vormen in de plaats hebben. Bekijken wij van de grammatica alleen maar de vervoeging van werkwoorden en de verbuiging van woorden, dan blijkt overduidelijk dat het Sarnami structureel totaal anders in elkaar zit dan beide andere talen. Dit zullen wij aan de hand van eenzelfde zin in de voltooid verleden tijd in de drie betreffende talen laten zien.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
= Ik had gisteren een kam gekocht.
Tussen het Hindi (ook wel Khari Boli Hindi genoemd) en het Urdu is er grammaticaal zo goed als geen verschil. Het Urdu onderscheidt zich van het Hindi door het gebruik van bij voorkeur Perzische en Arabische woorden en het gebruik van het Urdu- of Perzische schrift. In ons voorbeeldzinnetje is dit niet te zien. Voor Sarnami sprekende moslims is deze de hooggewaardeerde en ideale taal, terwijl het Arabisch als religieuze taal (taal van de Koran) de hoogst denkbare waardering van taal geniet. Het Hindi vertoont een neiging tot Sanskritisering en is voor Sarnami sprekende Hindoestanen de hooggewaardeerde en ideale taal. Het wordt geschreven in het devanagari-schrift evenals het Sanskrit dat de hoogst bestaanbare waardering als taal geniet. Vergelijken wij woord voor woord de hierboven gegeven Sarnami zin met zijn Hindi en Urdu vertaling, dan merken wij al fundamentele verschillen op grammaticaal gebied, op woordgebied en op het gebied van de woordvolgorde. Deze verschillen zijn zo overweldigend groot dat straffeloos gezegd kan worden dat het Sarnami een andere taal is dan de twee overige. Wij kunnen ook gerust stellen dat het Hindi en het Urdu dichter bij elkaar staan dan bij het Sarnami, hoewel de twee eerste voor hun respectievelijke sprekers twee verschillende talen zijn. Door het beperkte kader waarin dit artikel geplaatst moet worden, kunnen wij de verschillen in de zinnen niet uitvoerig bespreken en laten zulks aan de kritische zin van de lezer over.
Een stukje taalwetenschap - Nu zult u zich afvragen hoe het komt dat Sarnami sprekers, met miskenning van hun moedertaal, twee in wezen vreemde talen als ideaal en superieur zien. Om dit te verduidelijken moeten wij een wetenschappelijk begrip introduceren n.l. diglossie. Wat hieronder verstaan wordt, zullen wij hierna in het kort proberen uit te leggen. De term diglossie is afkomstig van de Amerikaanse taalkundige C.A. Ferguson.Ga naar eindnoot5 Hiermee bedoelt hij de historisch gegroeide relatie die tussen twee meer of minder verwante talen in één cultuurgemeenschap bestaat. Talen met sterk gescheiden func- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ties: een laaggewaardeerde (een inferieure met geen of weinig prestige) en een hooggewaardeerde (een superieure met een zeer hoge prestige). De laaggewaardeerde taal wordt als moedertaal aangeleerd en de sprekers bereiken hierin een vlotheid en genuanceerdheid die zij haast nooit in de hooggewaardeerde taal bereiken. Desondanks wordt om velerlei redenen deze taal niet mooi, niet welluidend, plat, ordinair, onbeschaafd, niet geschikt voor het uiten van edele gevoelens (in b.v. zang, toneel, proza, poëzie) etc. geacht. De hooggewaardeerde taal wordt doorgaans niet als moedertaal, maar evenals alle andere vreemde cultuurtalen via onderwijs van staatswege of privé geleerd. Slechts een gering percentage van de gemeenschap gelukt het enige vlotheid en genuanceerdheid in deze taal te bereiken. Een tussengroep komt niet verder dan een gebrekkige beheersing van de hoogwaardige vorm. Hierin blijven sterke invloeden van de moedertaal doorwerken. Voor de meesten blijft de hogere variant voor altijd een vreemde taal en er kan hoogstens sprake zijn van een enigszins passieve beheersing m.a.w. men verstaat wel iets, maar niet alles. Desondanks blijft voor alle leden van de gemeenschap deze de ideale taal en de taal geschikt voor het vervullen van alle hoge taalfuncties. Zonder beheersing en kennis hiervan kan men moeilijk rekenen op maatschappelijke erkenning als ontwikkeld persoon. Ferguson merkt voorts op dat deze relatie als zeer vanzelfsprekend wordt geacht; dat sprekers van de hogere variant soms het bestaan van de lagere variant ontkennen, waardoor zelfs sprake is van onopzettelijk zelfbedrog; pogingen om in deze situatie verandering te brengen worden terstond uitgelegd als schadelijk voor de cultuur. Als voorbeelden van landen met diglossische taalrelaties noemt Ferguson de taalsituatie in vele Arabische landen, Griekenland, Zwitserland en Haïti, met de vermelding dat dit verschijnsel, hoewel zelden genoemd, waarschijnlijk zeer wijd verbreid is. Beschouwen wij de relatie tussen het Sarnami en het Hindi (Urdu), dan merken wij dat ook hier sprake is van diglossie. Erger nog, het Sarnami is betrokken in een dubbele diglossische relatie met deze hooggewaardeerde talen. Enerzijds de relatie tussen Hindoe sprekers en het Hindi en in de verte het Sanskrit als goddelijke taal (deva bhasa), anderzijds de relatie tussen moslim sprekers en het Urdu en in de verte het Arabisch als gewijde taal van de Koran. Wij hopen dat met deze uiteenzetting van het begrip diglossie Sarnami sprekers hun taalsituatie hebben herkend. In een schema ziet deze dubbele diglossische relatie er als volgt uit: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lage waardering van het Sarnami komt op velerlei manieren tot uiting. Allereerst een aantal overgeleverde typeringen bij zijn sprekers. Deze berusten op vooroordelen en missen elke wetenschappelijke grond. Zo zou het Sarnami geen taal zijn, omdat het geen grammatica bezit. Hier bedoelt men kennelijk een geschreven grammatica, want geen taal kan bestaan zonder grammatica. Deze is het totaal aan regels dat nodig is voor het vormen van correcte zinnen in een taal. En dit kan ook in het Sarnami! Voorts zou het aili-gaili (letterlijk: ik kwam - ik ging, een naam waarin de tegenstelling met het hoogwaardige main aya - main gaya (Hindi) tot uiting komt), tutal boli (van het Hindi afgebrokkelde taal) of tuti-phuti bhasa (gebroken en gebarsten taal) zijn en zou het geen mooie taal zijn door het gebruik van hulpwerkwoordsvormen als bati, bate en ba (= ik ben, jij bent en hij is) of zou het achtervoegsel -va achter zelfstandige naamwoorden lelijk zijn (b.v. gharva - het huis). Het duidelijkst blijkt de geringe waardering uit de verdeling in functies. Op basis van Fergusons indeling kunnen wij de verdeling in functies van de hooggewaardeerde en laaggewaardeerde talen bij Sarnami sprekers in Suriname opstellen. Hiervóór wezen wij reeds op een aantal veranderingen ten goede in Nederland. Zouden wij deze ook in dit schema verwerken, dan zou het totaalbeeld enigszins verstoord raken. In dit schema zullen wij van de belangrijkste functies van talen in de Sarnami cultuursfeer nagaan aan welke taal een functie is toebedeeld. Een + teken betekent dat het antwoord bevestigend is, een - teken is ontkennend en een ± teken betekent: wisselend. Uit deze functieverdeling blijkt dat hoewel het Sarnami de moedertaal en de taal in de dagelijkse omgang is, die zoals wij zagen het best beheerst wordt, toch overal waar sprake is van een functie waar waardering uit blijkt, gekozen wordt voor hogere varianten. Bij zang en toneel valt al een lichte doorbraak te bespeuren. Deze strikte scheiding in hogere en lagere functies laat niet na haar stempel op de gemeenschap te drukken. Van deze prestigefuncties willen wij slechts enkele belangrijke uitlichten en hun maatschappelijke gevolgen aantonen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderwijs - Wat G.J. KruijerGa naar eindnoot6 ten aanzien van het onderwijs in het Nederlands in Suriname concludeert, geldt in sterkere mate voor het onderwijs in het Hindi en het Urdu (resp. Sanskrit en Arabisch). Wij laten nu de betreffende passage aangepast aan deze onderwijssituatie volgen. Tussen haakjes vermelden wij de woorden van Kruijer die wij vervangen hebben: ‘Zoals het onderwijs nu functioneert, doordringt het de Surinamers van de meerderwaardigheid van de Indo-Pakistaanse (Noordatlantische) machten en culturen, en tegelijk van een besef van eigen minderwaardigheid, van het onvermogen om op voet van gelijkwaardigheid deel te nemen aan de verworvenheden van de Indo-Pakistaanse (Noordatlantische) culturen.’ Bij het onderwijs wordt bij de uitleg ook wel gebruik gemaakt van het Sarnami of het Nederlands, maar het doel blijft steeds het ‘diepe’ Hindi of Urdu (Sanskrit of Arabisch). Van enige vergelijking van de grammatica van de moedertaal met die van de ‘hogere’ vormen is geen sprake, om maar te zwijgen van een gelijke waardering als taal. Overzien wij de geschiedenis van het Hindi-onderwijs, dan blijkt dat het aantal afvallers steeds opzienbarend groot is. Aan deze afvallers wordt geen aandacht meer geschonken. De kleine groep die er ‘wat’ van terecht brengt, wordt voornamelijk afgeleverd aan de klasse der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
politici en die der geestelijken (pandits en maulbi's) die een eenmaal ingenomen machtspositie moeilijk prijsgeven. Hier komt de link tussen taal en politiek om de hoek kijken. Het is een bekend feit dat in de Sarnami gemeenschap, politiek en religie nauw met elkaar verweven zijn. De conclusie dat het Hindi en Urdu in de Surinaamse situatie machtstalen zijn die klassenvorming en elite-vorming in de hand werken en een kleine groep bevoorrechten in stand houden, is zeker niet onterecht. Een klein gedeelte van Hindi (Urdu) kenners komt terecht op culturele podia, radio of T.V. Instellingen waarvan ook een zekere vorm van macht uitgaat. Al deze lijnen kunnen ook kriskras door elkaar lopen.
Het Hindi (Urdu) onderwijs kan tot op heden niet succesvol genoemd worden wanneer wij in aanmerking nemen zijn algemene doelstelling om de positie van de Surinaams-Hindoestaanse cultuur te verstevigen, uit te breiden en van een bloeiende toekomst te verzekeren. De werkelijkheid bewijst het tegendeel. EldersGa naar eindnoot7 hebben wij gewezen op het feit dat er nu veel meer mensen uit een Sarnami sprekend milieu zijn die deze taal totaal niet kunnen spreken of verstaan dan er Hindi (Urdu) sprekers zijn. Een ontwikkeling die zich onverminderd voortzet. Het voorbeeld van Guyana en Trinidad dringt zich hier onherroepelijk op. Ook in deze landen hebben bij de ‘East-Indians’ soortgelijke diglossische relaties bestaan tussen het Guyanees-Bhojpuri, het Trinidadiaans-Bhojpuri en het Hindi (Urdu). Daarnaast was de zuigkracht die uitging van het Engels zeer groot. Aangezien men in deze landen niet tijdig is gekomen met juiste oplossingen, is het proces van verval thans zo ver gekomen dat de moedertalen van vorige generaties zo goed als totaal verdwenen zijn. Tegelijkertijd sleurden zij ook het Hindi en het Urdu met zich mee, want de basis waarop deze talen daar konden bestaan, is weggevallen.
Politiek - Een persoon met politieke strevingen heeft tot op heden de beste kans van slagen wanneer hij blijk geeft van welbespraaktheid in het Hindi (Urdu). Kennis van het Nederlands wordt zeker ook gewaardeerd, maar deze waardering is anders (b.v. spreekvaardigheid in het parlement). Het blijft ideaal dat een politicus ook het Hindi (Urdu) kent. Dan is hij in de ogen van het volk pas een bidvan (= geleerde, wijze). De diglossische relatie brengt met zich mee dat het volk graag de ‘schone’ klanken van de hogere taal wil horen, al verstaat het van de inhoud van een toespraak niet alles. Een vurige spreker kan na zijn speech daarom zeker rekenen op een beoordeling als: bara bisal batiya hai, mani (= man, wat praat hij geweldig!). Dat het volk met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze houding tegelijkertijd zelf de deur ook wagenwijd opendoet voor allerlei vormen van volksmisleiding, machtsmisbruik, willekeur, uitbuiting etc. ontgaat hem vooralsnog. Dat met zulk een situatie uiteindelijk de belangen van het volk niet gediend zijn, hoeft ook geen betoog. Een politicus die, hoe oprecht zijn bedoelingen ook zijn, op een bijeenkomst zijn redevoering in het Sarnami zou voeren, loopt de kans om uitgelachen te worden of op zijn minst het stempel kam bidvan of kaocha (= weinig geleerd; een groentje) op zich te laden. Dit geldt vooral voor het publiek waarvan het merendeel zich niet in het Hindi (Urdu) kan uiten. Doorgaans zou iemand uit dit gedeelte van het publiek het niet in zijn hoofd halen om naar het podium toe te stappen om een vraag te stellen. De gevolgtrekking dat de strikte Sarnami spreker voor de rest van zijn leven gedoemd is tot onderdanigheid en (politieke) onmondigheid laat zich hieruit gemakkelijk afleiden.
Godsdienst - Wezen wij hierboven al op de relatie tussen politiek en godsdienst, in dit gedeelte willen wij, na nog een verband met de politiek te hebben genoemd, de rol van geestelijken bij het uitdragen van hun religieuze boodschap schetsen. Niet zelden komt het voor dat een geestelijke in zijn preek een aan een bepaalde politieke partij welgevallige boodschap verweeft: bekrachtiging van politiek door de godsdienst! Door het ontbreken van goede opleidingen tot pandit of maulbi zijn dezen voornamelijk aangewezen op zelfstudie. Hierbij leveren sommigen prachtige staaltjes van kennisverwerving. Het algemene bezwaar dat bij gebrek aan goede begeleiding de meesten door het aangewezen zijn op sterk eenzijdige godsdienstliteratuur vervallen tot fanatisme, conservatisme en verstarring blijft echter onverminderd van kracht. Een ander groot bezwaar geldt ook voor de meesten: Door een doorgaans slechte algemene kennis zijn zij vaak niet in staat om op een juiste manier uit de heilige geschriften een antwoord te geven op de problemen van deze tijd. In hun taalgebruik zijn geestelijken bovendien het meest onverstaanbaar voor de Sarnami spreker. Ook het waarheidsgehalte van opmerkingen in deze sfeer gedaan, kan men soms in twijfel trekken. Vooral in deze kringen wordt de behoefte aan emancipatie van het Sarnami niet begrepen en ironisch genoeg als schadelijk voor de cultuur (het sanskirti-bigére-idee) gekenschetst. Al deze factoren, gevoegd bij vaak langdurige ceremonies, geven een religieuze dienst een nogal saai, monotoon en onaantrekkelijk karakter. Twee reacties van sommige Sarnami sprekers hierop willen wij u niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onthouden: óf zij blijven weg van zulke diensten (vooral de jeugd tussen 15 en 30 jaar) óf zij (degenen die (noodgedwongen) moesten blijven) sporen de geestelijke aan om de dienst maar vooral zo kort mogelijk te maken... Dit betekent niet dat de behoefte aan religieuze beleving en religieuze ceremonies, individueel en gemeenschappelijk, klein is.
Diversen - Op het gebied van kunst is het weer de diglossische relatie die remmend werkt. Talige kunstuitingen als zang, proza, poëzie en toneel behoren in deze relatie op de hoogwaardige talen geënt te zijn, willen kunstenaars waardering voor hun werk genieten. De belemmering op de ontplooiing van Surinaamse creativiteit is te zien aan het resultaat. Op het ene gebied totaal geen activiteit (proza) en op het andere enkele eenzame figuren (poëzie: Rahman Khan, Rini Shtiamen, en in enige mate Shrinivasi en Bhai). Een zangkunst waarvan een deel van de zangers vooral het foutloos nazingen van populaire Indiase filmliederen nastreeft. Gelukkig valt op dit terrein en op dat van toneel een kentering waar te nemen. Het medium radio is ook een bolwerk van Hindi of Urdu. Alle programma's worden in deze talen gebracht. Over de inhoudelijke kwaliteiten van deze programma's zullen wij maar niet spreken... Feit blijft dat dit medium prachtige kansen laat voorbijgaan om Sarnami sprekende deskundigen op elk terrein - en hier is geen gebrek aan - de gelegenheid te bieden om het publiek in een voor hen beter verstaanbare taal voorlichting te geven over medisch-hygiënische, landbouwkundige, sociale, economische, onderwijs- en allerlei andere actuele problemen uit binnen- en buitenland. Door hun gebrek aan kennis van Hindi of Urdu komen deze deskundigen eenvoudig niet aan bod. Ook voor de culturele identiteit van de Sarnami gemeenschap heeft deze taalrelatie de nodige nadelige gevolgen. Aangezien de culturele idealen en symbolen te ver liggen en, ondanks serieuze pogingen om zich deze eigen te maken, voor de meesten vrijwel onbereikbaar blijken te zijn, vervalt zij in een toestand van onverschilligheid of wordt een willoze speelbal van gebeurtenissen om zich heen. Het valt niet te ontkennen dat de Sarnami gemeenschap zich kenmerkt door culturele desoriëntatie en frustratie. Dit komt op een aantal manieren tot uiting. Zo blijft de groep bijvoorbeeld een krachtig antwoord schuldig op uitdagingen die de veranderende situatie in Suriname met zich meebrengt. In belangrijke nationale kwesties als integratie, assimilatie, onderwijs, cultuurpolitiek, taalpolitiek, economische politiek helpt zij geen richting geven en blijft een te verwaarlozen stem behouden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zouden zo kunnen blijven doorgaan, maar zullen volstaan met dit laatste: De gevolgen van de diglossische relaties komen prachtig tot uiting in het feit dat het Hindi (Urdu) onderwijs nauwelijks een mondige vrouw van betekenis op sociaal-politiek terrein heeft voortgebracht. Vrouwen zijn ook in de Sarnami gemeenschap doorgaans kansarmer dan mannen en hebben dus te kampen met een dubbele belemmering. Voor vrouwenemancipatiebewegingen is hier een dubbele taak weggelegd.
Doelstellingen - Na deze situatie-schets wordt al duidelijk wat de Sarnami-beweging hier met de emancipatie van het Sarnami beoogt. Centraal staat: het doorbreken van de diglossische relaties. Deze doorbraak moet vooral niet uitgelegd worden als een over boord willen gooien van de hooggewaardeerde talen (Hindi, Urdu, Sanskrit, Arabisch). Alle hebben zij in de Sarnami gemeenschap functies die niet door het Sarnami kunnen worden overgenomen. De religieuze functies van het Sanskrit en Arabisch als talen waarin heilige spreuken geschreven zijn, kunnen niet opzij gezet worden. De functies van het Hindi en Urdu als internationale contacttaal met sprekers van deze talen uit India en Pakistan, als talen waarin commentaren op heilige Sanskrit- en Arabische teksten geschreven zijn, als literatuurtalen en als talen voor het begrijpen van Indiase films en liederen kunnen moeilijk door het Sarnami vervangen worden. Deze doorbraak heeft wel ten doel een bewustwordingsproces op gang te brengen. Het resultaat moet zijn een gelijkschakeling in prestige tussen de moedertaal en de cultuurtalen. Dit kan bereikt worden door het Sarnami zoveel mogelijke hoogwaardige functies te doen innemen die tot nog toe slechts aan het Hindi (Urdu) toegekend zijn. Van groot belang is een attitude-verandering bij Sarnami sprekers. Deze houding zal o.m. geïnspireerd zijn door: het besef van de centrale betekenis van deze taal voor de (culturele) identiteit als Surinamers voor haar sprekers; het besef dat bij voortduren van de diglossische relaties een belangrijk gedeelte van de Sarnami cultuur gedoemd is weg te kwijnen; het besef dat het deze relaties zijn die gevoelens van minderwaardigheid en valse schaamte in stand houden: het besef dat waardering van onderen begint bij zelfwaardering... Dit bewustzijn en deze houding zullen de Sarnami sprekers het zelfvertrouwen schenken om zich te kunnen weren tegen alle vormen van miskenning, misbruik, misleiding, uitbuiting etc. Dat beide belangrijke impulsen zullen zijn voor de creativiteit van kunstenaars, hoeven wij niet ten overvloede uit te leggen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belangrijke inspiratie kan geput worden uit ontwikkelingen en verworvenheden in het Bhojpuri sprekende gebied in India. De Sarnami taalsituatie t.a.v. het Hindi/Urdu weerspiegelt een toestand (verstarring?) die 60 tot 100 jaar geleden in deze streek heerste. Door de langdurige culturele isolatie van dit gebied waarmee de meeste Sarnami sprekers de meest directe biologische en culturele overeen-komsten hebben, zijn hen deze ontwikkelingen ontgaan. Een oorzaak van deze isolatie is de verlegging van de basis voor cultureel contact tussen Suriname en India naar westelijker gelegen grote centra van de Hindi (Urdu) cultuur als Delhi en Bombay. In en rond het Bhojpuri gebied is het een vanzelfsprekende zaak dat 5 streekradiostations (met name: Lucknow, Allahabad, Benares, Gorakhpur en Patna) dagelijks programma's in het Bhojpuri verzorgen; dat politici en pandits in hun toespraken bij voorkeur in het Bhojpuri praten; dat er op universitair niveau Bhojpuri gedoceerd wordt; dat er al een bloeiende Bhojpuri toneel-, zang-, film- en literaire traditie is; dat er een rijke speelplatenindustrie bestaat, dat Bhojpuri sprekers met trots zeggen dat hun taal mithi bhasa (zoetvloeiende taal) is en dat het hun matéri bhasa (moedertaal) is. Deze verworvenheden zijn voor een belangrijk gedeelte te danken aan de Bhojpuri-Andolen (Bhojpuri-beweging) die onder leiding staat van prominente geleerden. Deze beweging ijvert ook voor moedertaalonderwijs en opname van het Bhojpuri in de rij der nationale tatalen van India. Haar doel is echter nooit het uitbannen van het Hindi geweest. Wat Sarnami sprekers doorgaans niet weten, is dat hun moedertaal een directe tak is van een grote internationale taal. Het Bhojpuri telt met zijn directe takken in India, Nepal, Bangla Desh, Birma, Fiji, Mauritius, Zuid-Afrika (Natal), Engeland, Nederland en Suriname ruim 80 miljoen moedertaalsprekers. De takken in Guyana, Trinidad en het eiland Réunion zijn al bezweken aan o.m. diglossische relaties. Wanneer men van Indiase talen wil nagaan welke kunnen bogen op grote internationaliteit, dan komt het Bhojpuri op de eerste plaats en niet het Hindi, Urdu of Tamil. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 De externe emancipatieZoals wij eerder opmerkten, betreft het hier een relatie tussen het Sarnami en andere dominerende talen in de Surinaamse taalsituatie: het Nederlands en het Sranantongo. Van het Surinaams-Javaans (en alle overige Surinaamse talen) gaat voor het Sarnami geen bedreiging uit. Wel is bij beide sprake van twee onderdrukte talen in min of meer identieke situaties. Hier willen wij het bestaan van ten minste nog een geval van diglossie signaleren. Het Surinaams-Javaans als moederaal en taal in de da- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijkse omgang is de laaggewaardeerde taal (het zogenaamde ngoko) en de hooggewaardeerde is het Hoog-Javaans (het zogenaamde kromo). Tussen deze twee bestaan in grote lijnen identieke relaties in prestige en functieverdeling als tussen het Sarnami en het Hindi (Urdu). De gevolgen voor de gemeenschap laten zich hieruit wel raden.Ga naar eindnoot8 Het contact tussen Sarnami sprekers en sprekers van het Surinaams-Javaans heeft vooral in de districten Commewijne, Saramakka en Suriname geleid tot tweetaligheid van enige betekenis in deze talen. Wij willen - misschien ten overvloede - hier niet nalaten op te merken dat de interne en externe relaties tussen het Sarnami en andere talen niet los van elkaar maar als een ingewikkeld samenspel van taalrelaties met maatschappelijke gevolgen moet worden beschouwd. Aangezien de relaties met het Nederlands en het Sranantongo van een andere aard zijn, moeten wij die apart behandelen.
De relatie Sarnami - Nederlands - Ook van het Nederlands gaat voor het Sarnami een bedreiging uit. Als officiële landstaal; taal van onderwijs, rechtspraak, regering en bestuur; taal van publiciteitsmedia als radio, T.V. en pers; literatuurtaal, technische en wetenschappelijke taal is dit niet verwonderlijk. Bovendien is het de taal die aan Surinamers de beste toekomstvooruitzichten biedt. Zonder kennis hiervan komt men dus moeilijk aan een goede baan. Het is dit economisch motief, gevoegd bij de lage waardering van het Sarnami, dat voor vele Sarnami sprekende ouders van doorslaggevende betekenis is om hun kinderen eentalig (Nederlands) op te voeden. Het ontgaat hen dat de doorsnee Surinamer, ondanks kennis van de Nederlandse taal, zich moeilijk identificeert met de Nederlandse cultuur. Door een dergelijke opvoeding maken zij hun kinderen cultuurarm, aangezien de belangrijkste toegangspoort tot de Sarnami cultuur voor deze kinderen hierdoor gesloten wordt. Bij later optredende generatieconflicten, tweede-generatieproblemen, culturele desoriëntatie en identiteitsproblemen moet ook hier de oorzaak gezocht worden. Wij willen ons niet wagen aan een speculatie als vervanging van het Nederlands door bijvoorbeeld het Engels of het Spaans. Dit is veeleer de taak van een team van deskundigen op velerlei terrein dat rekening houdend met de wil van het volk, zulk een ingrijpende maatregel zal moeten beoordelen op zijn financiële, economische, onderwijskundige, opvoedkundige, nationale, internationale, sociale, culturele en politieke gevolgen voor Suriname. Het Nederlands is inderdaad de taal van de vroegere koloniale onderdrukker. Maar het is ook de taal die door een ruim drie eeuwen du- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rende beïnvloeding een vaste positie in Suriname heeft verworven. Wat naar onze mening te weinig wordt beseft, is zijn nationaal unificerende functie voor intermenselijk contact tussen Surinamers van verschillende etnische oorsprong. Deze functie is van andere aard dan de min of meer zelfde rol die het Sranantongo vervult. Ook hier delen wij Kruijers mening ten aanzien van het onderwijs (zie citaat hierboven onder het tussenkopje: Onderwijs). Uit hetzelfde werkGa naar eindnoot9 herleiden wij dat van de Creolen 40% en van de Hindoestanen 56% van de leerlingen het lager onderwijs niet voltooit. Van de Javanen noemt Kruijer geen percentage, maar stelt dat zij ook hier de slechtst vertegenwoordigde groep zijn. Van de overige bevolkingsgroepen zijn geen cijfers gevonden, maar dat zij ook bij dezen slecht te noemen zijn, is niet overdreven. Het aantal afvallers direct na de lagere school verhoogt deze percentages. Dat een gebrekkige beheersing van het Nederlands en het feit dat het Surinaamse kind zijn leef-, denk- en ervaringswereld niet of onvoldoende in het onderwijs herkent de grootste boosdoeners zijn, valt niet te raden. Het is daarom een goede zaak dat de regering van Suriname streeft naar Surinamisering van het onderwijs. Belangrijk is hierbij natuurlijk de erkenning van het Surinaams-Nederlands (SN) als variante vorm van het ABN die aansluit bij de Surinaamse werkelijkheid.
Surinamisering van het onderwijs houdt volgens de Sarnami-beweging ook in: onderwijs naar dit Nederlands toe via de moedertalen van de kinderen om zo de overgang naar het SN soepel en zonder frustraties te doen verlopen. Voor wat betreft de herkenning van de Surinaamse leefwereld in het onderwijs stelt de Sarnami-beweging zich op het standpunt om op basis van evenredigheid te putten uit materiaal uit alle Surinaamse culturen, opdat alle kinderen zich terugherkennen in het onderwijs. Dit houdt in dat het SN moet dienen als instrument voor het toegankelijk, bereikbaar en begrijpbaar maken van deze culturen. Ook hier dient men zich te hoeden voor dominantie. EldersGa naar eindnoot10 constateerden wij dit reeds ten aanzien van creoolse en indiaanse volksverhalen. Om het onderlinge contact tussen Surinamers te stimuleren streeft de Sarnami-beweging naar invoering van in elk geval het Sranantongo, het Sarnami en het Surinaams-Javaans in het lessenpakket van scholen na de lagere school: het opnemen van deze talen dus als vak waarvoor leerlingen een cijfer krijgen dat medebepalend is bij de overgang naar een hogere klas. De kwestie verplicht of facultatief is een zaak waarover wij uiteraard nog niet kunnen oordelen. Dat deze maatregelen niet zullen nalaten om op de totale Surinaamse bevolking een louterende werking ten aanzien van wederzijdse waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dering en respect te hebben, is een vanzelfsprekend gevolg. Dit zal ongetwijfeld de zo noodzakelijke samenwerking als gelijkwaardige partners aan de opbouw van het land bevorderen. Om dit alles mogelijk te maken dient in eerste instantie op alle onderwijsopleidingen ruimte gemaakt te worden voor de grootste Surinaamse talen en culturen, opdat toekomstige onderwijzers inzicht krijgen in de taalproblemen en culturele achtergronden van hun leerlingen om hen op een verantwoorde manier te, begeleiden. Dit is een betere aanpak dan de vroeger (?) vaak gehoorde frustrerende uitlating door een aantal onderwijzers: ‘Hindoestanen kunnen geen Nederlands leren!’
Belangrijk is het in het leven roepen door de overheid van een Instituut voor Surinaamse Talen en Culturen dat als dubbele taak moet hebben het onderzoeken van de specifieke taalsituatie en taalproblemen van alle taalgroepen en het voor alle schooltypen geschikt maken van allerhande onderwijsmateriaal, puttend uit alle Surinaamse culturen. De financiële consequenties die aan deze projecten verbonden zijn, zijn niet zo groot als zij op het eerste gezicht wel lijken. Men moet niet vergeten dat het Surinaamse onderwijsapparaat beschikt over een rijk potentieel aan meertalige onderwijskrachten dat zijn kennis in de huidige, situatie vaak onbenut laat. In elk geval wegen deze kosten niet op tegen het grote belang dat het door ons voorgestelde onderwijs zal hebben voor de evenwichtige ontplooiing van het kind tot een volwaardig lid van de samenleving. Door dit systeem zal het aantal afvallers tot een minimum worden teruggebracht, omdat de kansen nu vergroot zijn.
De relatie Sarnami en Sranantongo - Over de emancipatie van het Sranantongo schreven wij reeds het een en ander. De nationaal unificerende betekenis van deze taal voor Surinamers mag niet onderschat worden. Wat de oorzaken ook mogen zijn, het blijft een feit dat alle Surinamers er toe bijdragen dat het Sranantongo deze functie bezit. Wanneer Sranan cultuuruitdragers door het beheersen van allerlei (staats-)publiciteitsmedia reageren met het innemen van een bevoorrechte en cultureel dominante positie in de Surinaamse samenleving, dan wordt dit uitgelegd als egoïstisch en verraad aan de Surinaamse zaak. Deze dominantie komt o.m. tot uiting in het overenthousiast naar binnen en naar buiten toe presenteren van het gezicht van Suriname als overwegend creools. De heer R. Gowricharn heeft in zijn reeds eerder door ons genoemde artikelGa naar eindnoot3 de creoolse culturele dominantie overtuigend aangetoond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn uiteenzettingen ten aanzien hiervan onderschrijven wij. Het enthousiasme waarmee de Sranan cultuur zich uit, is op zich zeer begrijpelijk. Een volk (cultuur) dat zich van zijn onderdrukker bevrijdt, kan niet anders dan zich op uitbundige wijze uiten na de verkregen vrijheid. In de overige Surinaamse cultuurkringen wordt deze dominantie echter steeds meer als onrechtvaardig, hinderlijk en belemmerend voor de eigen ontplooiing ervaren en er is sprake van groeiend onbehagen en wrevel. Met zulk een sfeer is acceptatie van en waardering voor de Sranan-cultuur zeker niet gediend. Het wordt daarom tijd dat uitdragers van de Sranan-cultuur beginnen in te zien dat deze ingeslagen weg een gevaarlijke is en dat die ten aanzien van andere Surinaamse culturen beslist niet tolerant te noemen is. De invloeden die van de Sranan-cultuur op de Sarnami gemeenschap uitgaan, zijn van verschillende aard. Zo helpt zij de tegenstelling stadscultuur (meerderwaardig) districtscultuur (minderwaardig) versterken. Dit komt tot uiting in de houding van vertegenwoordigers van beide groepen tegenover elkaar. Vele stadshindoestanen voelen zich boven districtshindoestanen verheven. Dit blijkt uit uitingen als: doe niet zo koelie-achtig!; hij is een boiti-koeli; hij is een boiti-baboen. De districtshindoestaan verweert zich hiertegen met uitingen als: oke sahar ke hava lag gail hai (hij heeft de lucht van de stad ‘geproefd’) of: u kapharyai gail hái (hij is vernegerd). Een aparte plaats nemen migranten uit het district Nickerie in Paramaribo in. Op hun iets van de hier gebruikelijke vormen van het Sarnami en Sranantongo afwijkende Nickeriaanse Sarnami en Sranantongo worden de nodige grapjes gemaakt. Hun reactie is die van een vrij onschuldig Nickeriaans chauvinisme dat zich uit in een hecht groepsbesef en -solidatieit en een sterk gericht zijn op het district Nickerie. Voor de identiteit van de Sarnami gemeenschap laat dit alles niet na gevolgen te hebben. Kennis van het Sranantongo betekent ook hier niet identificatie met de Sranan-cultuur (vergelijk dit met het hierboven gestelde onder: De relatie Sarnami en Nederlands). Dit blijkt b.v. uit het feit dat bijdragen aan Sranan kunstuitingen uit Sarnami gelederen vrij gering te noemen zijn. Deze identificatie wordt mede verhinderd door de koeli tan koeli-mentaliteit (een koelie blijft koelie) bij vele creoolse Surinamers. Deze mentaliteit is daarom ook schuldig aan de geringe acceptatie en waardering van de Sranan-cultuur door Sarnami spreker. De gevolgen voor de Sarnami gemeenschap worden duidelijk: gevoelens van minderwaardigheid, valse schaamte, culturele desoriëntatie, gene- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ratieconflicten, identiteitsproblemen en isolatie.
De Sarnami-beweging stelt zich hier ten doel: het scheppen van een permanente dialoogsituatie met alle Surinaamse cultuurgroepen waarbij men zich op basis van gelijkwaardigheid vrijuit kan uiten over alle problemen. Alleen op deze manier kan men rechtvaardigheid bereiken. Een attitude-verandering bij de dominante groep is zeer noodzakelijk. Hier zal men moeten gaan beseffen dat men niet in dezelfde fout moet vervallen als de koloniale onderdrukker. Ongelijkwaardigheid en bevoorrechting scheppen conflicten. Gelijkwaardigheid is daarom een betere basis voor begrip en respect voor elkaar. De dominante groep heeft zich in deze kwestie een zeer grote verantwoordelijkheid op de schouders geladen. Om af te rekenen met ongelijke waardering en vooroordelen ten aanzien van Surinaamse talen en culturen, streeft de Sarnami-beweging naar het verlenen van de hoogst mogelijke nationale waardering voor in principe de drie grootste Surinaamse talen. Met andere woorden: verlening van de status nationale taal aan het Sranantongo, het Sarnami en het Surinaams-Javaans, naast het Nederlands als de officiële taal. Deze stap dient niet zonder gevolgen voor het cultuurbeleid te blijven. In een artikel in het blad ‘FAMIRI’ constateerde de schrijver Corly Verlooghen niet lang geleden dat de geografische naamgeving in Suriname nog steeds aan de koloniale tijd herinnert. Daarom pleit hij voor Surinamisering. De Sarnami-beweging is het met Corly eens, maar stelt dat Surinamisering ook hier betekent dat alle Surinaamse talen en culturen op basis van evenredigheid bij de naamgeving betrokken moeten worden. Een blik op de huidige kaart van Suriname bewijst dat ook hier sprake is van dominantie van slechts enkele culturen. De grote psychologische betekenis van de geografische naamgeving voor de verbondenheid met en de betrokkenheid bij de geboortegrond, identificatie en ruimtelijke zelfherkenning voor alle Surinamers mag niet verwaarloosd worden. Shakespeares relativerende: ‘What's in a name?’ gaat hier dus zeker niet op. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ConclusiesIn dit artikel hebben wij geprobeerd om vanuit ons vakgebied een aantal knelpunten en ongelijkheden in de maatschappij te verklaren uitgaande van de positie van het Sarnami. Wij nemen aan dat in voldoende mate is gebleken dat talen en taalverhoudingen invloeden hebben op de maatschappij en omgekeerd. In aansluiting hierop werd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uiteengezet hoe de Sarnami-beweging deze onrechtvaardigheden uit de weg wenst te ruimen. Wij nemen aan dat ook gebleken is dat deze beweging zich niet alleen bekommert om de emancipatie van het Sarnami, maar van alle onderdrukte Surinaamse talen. De uitspraak van de heer Ludwich van MulierGa naar eindnoot11: ‘Emancipatie van onderdrukte Surinaamse talen en culturen is een zaak die alle Surinamers aangaat. Hiervoor dienen zich ook alle Surinamers in te zetten!’ wordt volledig door ons onderschreven. Wie desondanks de inhoud van dit artikel wil uitleggen als gericht tegen bepaalde talen en culturen, neme dit voor eigen rekening.
Moge dit artikel een stimulans zijn voor andere deskundigen om de positie van de overige Surinaamse talen te bestuderen en bloot te leggen.
R. Motilal Marhé |
|