Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 335]
| |
York, 11 October 1857.Eene andere reden, waarom wij langer te Edinburg bleven dan we ons aanvankelijk hadden voorgesteld, was dat er twee kerkdagen tusschenbeide kwamen, want u zal zeker door de couranten weten, dat er verleden Woensdag, ter zake van de Indian mutinies, een algemeene humiliationday, door de hooge regering verordend, gehouden is, iets tegenstrijdigs, dunkt mij, met Engelands gedrag tegenover deszelfs koloniën. Door een zoodanigen dag te gelasten, erkent het immers en zegt het bovendien ronduit, dat deze ramp het land van wege deszelfs zonden jegens Indie overkomt, terwijl het land het in zijne hand heeft die zonden te staken en het niet doet! De in Gods oogen meest welgevallige vernedering zou zeker zijn geweest, het juk, door Engeland opgelegd, de kroonen, door Engeland geroofd, door datzelfde Engeland de oostersche vorsten teruggeschonken te zien, maar het zegt evenmin tot de ongelukkige koningin van Oude: - Madame, allez régner! - als Lamartine tot de hertogin van Orleans, en meent als een kind, dat een appel heeft gestolen, waarvoor het slaag krijgt, regt te hebben hem nu op dien grond te behouden en op te eten. Men moet dan ook lezen in | |
[pagina 336]
| |
aant.de Times, hoe de predikanten, den spijker niet op den kop mogende, durvende of willende slaan, zich gewrongen en gepijnigd hebben om er bezijden te preeken. Deze heeren, die wel zijn genoodzaakt geweest over de zaak na te denken, hebben elkander 's avonds, als de wigchelaars te Rome, zeker niet zonder glimlagchen kunnen aanzien, en zij, die het heft in handen hebben!.... Maar het was een dag.... voor het volk. De regeerders weten, dat de Engelschen van tijd tot tijd behoefte hebben aan een élan de religiosité, en de humiliationday was een regeringsmiddel. Voor dien dag had de tegenwoordig zoo druk besprokene Spurgeon zijn gewone bedehuis, de concertzaal der Surry-gardens, verwisseld met het naauwelijks afzienbare schip van het crystal-palace. Het had er iets van, of hij aldaar na Julien en de Italiaansche zangers was geëngageerd geworden, and addressed the largest audience that has assembled in modern times to listen to the exhortations of a minister of the gospel. Er waren 23,564 menschen bijeen, die na de kerk denkelijk wel wat zullen zijn blijven gebruiken, waarom het de directie dan ook eigenlijk maar te doen zal zijn geweest, en de deuren waren reeds ten negen ure, voor eene godsdienstoefening, welke eerst ten twaalf aanvang zou nemen, geopend. De collecte bragt meer dan achtduizend gulden op, en eene der beweegredenen van de humiliationday, het Indian relief fund, werd zoodoende, voor zoover het crystal-palace betreft, ruimschoots bereikt. Eh! voyez quel biais ils ont imaginé!
| |
[pagina 337]
| |
De zaak is, dat het bestuur van het crystal-palace, welks zaken niet voordeelig staan, al lang met de hooge policie overhoop ligt aangaande het openstellen van het gebouw voor het publiek op Zondag, waartoe de vergunning bij herhaling geweigerd werd. Eene godsdienstoefening intusschen!.... De policie heeft zijn beginsel in dit geval wel moeten laten zwichten. Maar een christenleeraar benadeelt zijn karakter door zich tot een zoodanigen zet te leenen. Edinburg is niet alleen eene stad van geleerdheid en grondigen smaak, niet alleen van hooger onderwijs; ze is tevens bij uitnemendheid de stad der scholen, en degeen, die haar van de ragged schools af, over de parish schools, door de twee gymnasiën, de highschool en de academyy en onderscheidene inrigtingen van liefdadigheid (hospitals) heen, tot aan de university zou willen doorloopen en onderzoeken, zou er een belangrijk paar weken kunnen doorbrengen. Edinburg is een brandpunt van wetenschap en letterkunde, en dat gij u niet in een hol van fabriekatie bevindt, bespeurt gij niet alleen aan den zuiveren dampkring, vrij van smook en vuil, maar tevens aan dien, welken een gestadig onderwijs en eene intellectuele beweging omden zedelijken mensch, als een betere luchtstroom, vormen. Van de tien jongens op straat, ik spreek niet van bedelaars en gemeen, maar van gewone burgerkinderen, en Edinburg wemelt er van, zijn er stellig acht, die een boek onder den arm dragen of een riem met schoolboeken aan de hand, en er is er geen een, die niet ordentlijk gekleed is en niet bedaard en stil, | |
[pagina 338]
| |
aant.ook met anderen van zijn leeftijd, zijn weg vervolgt. Een verblijdend gezigt, eene genoegelijke opmerking! Ik sprak daar van hospitals. Ik ken er vijf, misschien zijn er meer: Heriots-hospital, een gesticht voor poor and fatherless boys, zonen van stadspoorters; Donaldsons-hospital, een der prachtigste gebouwen der stad, voor drie honderd insgelijks behoeftige kinderen, gesticht door een boekdrukker van Edinburg, die in 1830 stierf en het grootste gedeelte van zijn vermogen, f 2,400,000, voor dit misschien minder volstrekt noodzakelijke liefdewerk naliet; Stewarts-hospital, in 1814 tot stand gebragt, ten behoeve van nagelatene kinderen van knappe werklieden; George Watsons hospital, dagteekenende van 1738, ten behoeve van kinderen van ongelukkige kooplieden, in navolging denkelijk van het merchant maiden hospital, in 1695 reeds opgerigt met hetzelfde doel, en John Watsons hospital, alwaar honderd twintig behoeftige kinderen onderwijs en opleiding vinden. Ter bezigtiging van die inrigtingen zijn toegangbiljetten noodig, welke maar tweemaal 's weeks voor bepaalde uren afgegeven worden. En wat wordt men er dan nog wijzer door? Een portier jaagt u haastig over de speelplaats, door de eet- en slaapzalen en de kapel, en maakt zich van u af. Het onderwijs blijft wijselijk afgesloten voor het publiek. De inrigtingen zijn dan ook dubbel en dwars rijk genoeg om zich van de bezoekers onafhankelijk te toonen. Men neemt alleen den indruk mede van de kwalijk begrepene verhouding tusschen de uiterlijke pracht en de geriefelijkheden en den nederigen stand der kinderen. Ik | |
[pagina 339]
| |
aant.zou denken, dat onze zich minder aan het oog opdringende huizen van Renswoude mogelijk de voorkeur verdienden. Aan het hoofd dezer gestichten van liefdadigheid staat voorzeker, al zou het alleen maar om deszelfs oudheid zijn, het voornoemde George Heriots-hospital. George Heriot was de juwelier en later tegelijk de geldschieter der kwistige Anna van Denemarken, gemalin van Jakob VI, en van haren door haar voorbeeld medegesleepten adel; ziedaar de oorsprong van zijn vermogen. Hij verloor twee zoons op zee; vijf-en-veertig jaren oud, ging hij een tweede huwelijk aan, maar zag zich ook deze vrouw ontvallen en wel voor zij nog haar eerste kind ter wereld had gebragt; ziedaar de aanleiding tot zijne stichting, waarvoor, bij testamentaire beschikking, na aftrek der vermakingen, eene som van £ 23,625 (f 284,700) overbleef. Heriot overleed in 1623 en het hospital werd in 1659 geopend. Doch hoe prachtig het gebouw ook mogt zijn, hoe weidsch en ruim, ja, al te ruim naar deszelfs toenmalige inkomsten, wat baatte de degelijkheid van het uitwendige, daar de bescheiden maar al te duidelijk leeren, dat het bestuur en de geheele organisatie niet deugden. Ga naar voetnoot1) De Heriotters waren de kwaadste jongens van de stad; klimmen en ranselen was schering en inslag; zij zaten meer in de goten en op den weerhaan van het gebouw dan in de schoolkamers; als op den ver- | |
[pagina 340]
| |
aant.jaardag der inwijding het beeld van den stichter, ouder gewoonte, door de scholieren met bloemen versierd werd, was er geen eigendom meer veilig en bleef er geen tuin onbeschadigd; eeuwig slepen zij de straat en knoopten daar natuurlijk niet de meest aanbevelenswaardige betrekkingen aan. Vermaken, uitspanningen hadden zij eigenlijk niet, zoodat het op een vervelend, gestadig repeteren nederkwam, waartegen in den jare 1779 onderscheidene doeltreffende maatregelen werden voorgeslagen. Ook was het fagging of garringsystem met deszelfs grofste misbruiken en buitensporigheden in het gesticht van den beginne af aan toegepast geworden; daarom, alsmede wegens den verkeerden invloed der groote jongens, werd in 1824 voorgesteld, dat de nieuwelingen, althans gedurende het eerste jaar, van de overigen zouden afgezonderd worden gehouden Ga naar voetnoot1). Sedert schijnt aan het opvoedkundig bestanddeel meer gewigt te zijn gehecht en het onderwijs uitbreiding erlangd te hebben; er wordt tegenwoordig, behalve in lezen, schrijven, rekenen, ook les gegeven in stel- en meetkunde, oude talen, Engelsch en Fransch, geschiedenis, aardrijkskunde, een beetje scheikunde, muziek, teekenen en dansen; bovendien zijn er aan de inrigting botanische en zoölogische tuinen verbonden. De onderwijzers zijn negen in getal, behalve een honsegovernor of hoofdleeraar, die 's morgens en 's avonds de dienst in de kapel verrigt, twee uren in de week godsdienstig onderwijs geeft, en drie uren Engelsche compositie. De leeftijd is | |
[pagina 341]
| |
van tien tot veertien jaar. Als de leerling het gesticht verlaat, krijgt hij een klein uitzet en enkele boeken mede en wordt hem gedurende vijf jaar, d.i. terwijl hij een ambacht leert, jaarlijks £ 10 toegelegd. Gaat hij tot eenige instelling van hooger onderwijs over, dan krijgt hij gedurende vier jaar £ 30. De inkomsten van het hospital waren in 1835 tot £ 14,500 gestegen, doch hebben sedert een nog veel hooger cijfer bereikt. Minstens was er toen jaarlijks een overschot van £ 3,000. Dit overschot is telkens tot het stichten van zoogenaamde Heriots foundation schools aangewend geworden, ten behoeve van kinderen, voor wie in het hospital geene plaats was, en van kinderen van stadsburgers, wier ouders nog in leven waren. Op die wijze overstroomt het bestuur van het Heriots hospital Edinburg met de weldaden van het lager onderwijs, en reeds bloeijen er negen van die scholen, welke allengs, getuige de volgende merkwaardige verklaring, hoogst geschikte normaal-scholen voor jonge onderwijzers zijn geworden: The governors, convinced that the usual machinery of the monitorial system was inadequate to maintain the schools in the order and condition at which they aimed, supplied each teacher with four young assistants,under the name of apprentice-teachers. These assistants were at first chosen from among the monitors and advanced pupils in our previously existing well-conducted primary schools, and were selected on account of the proficiency which they had made in their own studies, particularly the promise they gave of becoming good teachers by the skill in the management of children and | |
[pagina 342]
| |
the aptitude of teaching them, which they had manifested in the capacity of monitors Ga naar voetnoot1). Welke vier jonge attendant-teachers iedere afdeeling der vijf secties, waarin de school verdeeld is, aan een monitor toevertrouwen. Er bestaan te Edinburg twee Ragged schools, de united industrial-school en de original industrial-school, beide voor tien jaren opgerigt. In de eerste bevinden zich honderd veertien kinderen; in de andere, waarbij eene infant-school, driehonderd. Het karakteristieke onderscheid der twee inrigtingen is, dat de original, gesticht door de ijverige bemoeijngen van the reverend Guthrie, een beroemd predikant van de free church, enkel, zonder op de godsdienst van de ouders der kinderen acht te slaan, het protestantisme der free church onderwijst en dus proselytising genoemd wordt; de united, ik verbeeld mij van iets latere dagteekening, het liberale en verdraagzame, gelijk het verslag zegt, vertegenwoordigt. Deze is gelegen in eene treurige, morsige close en wordt gehouden in het voormalige vellen-blooters gildenhuis, een somber gebouw, waar het hart digt sluit. De inrigting zelve is zoo goed als maar eventjes noodig; de kinderen zijn leelijk, ziekelijk en goor. Bij deze steekt de school van Dr. Guthrie in vele opzigten zeer gunstig af, alwaar o.a. door regen-, stort- en andere baden met aanhoudende zorg op de ligchamelijke reinheid en daardoor tevens op de opgewektheid van den geest wordt gewerkt. Het gebouw is fraai, ruim en luchtig. | |
[pagina 343]
| |
De superintendant was eerst onverschillig en koel, maar werd naderhand vriendelijker; hij scheen een knap en fatsoenlijk man. De meester, een zeer beminnelijk jong mensch, was nog niet lang aan de school. Toen ik de school binnenkwam, waren een paar jongens aan het vechten geweest; een stond met een bloedneus, en er lag een plasje bloed op den grond. - Jij, zei de man, ga je gezigt afwasschen, en jij, je ziet dien plas, neem het oogenblikkelijk op. - Het onderwijs werd daarop, alsof er niets ware voorgevallen, hervat, het geschiedde zoo als de meester bevolen had, en niemand nam er verder eenige notitie van. De kinderen hadden iets over beeren gelezen. De meester was juist bezig het gelezene te bespreken, liet hen sommige moeijelijke woorden uit het geheugen spellen en vroeg de beteekenis van andere, bijv. van capricious; ik vond het wel wat hoog, doch de meeste kinderen gaven blijken van inspanning en lust, en het onderwijs was zeer levendig en onderhoudend. Deze school heeft twee groote gebreken. Het eerste, dat zij volstrekt geene speelplaats heeft, naauwelijks iets, dat eene binnenplaats genoemd kan worden, en dan nog maar voor eene enkele klasse te gelijk, zoodat de leerlingen dagelijks in twee afdeelingen naar de afgelegene meadows gestuurd worden, om zich aldaar te vermaken, waartegen veel in te brengen is; en het tweede, dat de meester enkel maar onderwijst, zich verder niet met de jongens bemoeit en er geen geschikt persoon voor de zoogenaamde politie te vinden is. Voor den omgang met de kinderen is volstrekt een opvoedkundig persoon noodig, en hiermede schijnt men verlegen te | |
[pagina 344]
| |
zitten. Ondertusschen is er te Edinburg eene normaalschool, welke hare kweekelingen overal op scholen plaatst. Men heeft wel iemand, die met de jongens, die geen kosthuis hebben, of die men als straf, omdat zij slecht school komen, 's nachts - soms stopt men er drie in een bed - laat overblijven, slaapt, met hen wandelt, opzigt houdt in de vertrekken, waar zich tijdelijk niemand anders bevindt, maar hij is doorgaans ongeschikt en oefent geen gezag uit. Toen ik stond te vertrekken, kwam die persoon juist den superintendant, in wiens kamer ik mij bevond, spreken over something particular. Toen de superintendant terugkwam, verzocht hij mij nog even te vertoeven, en de klager stond binnen met een gezigt, rood van kwaadheid en een verscheurd overhemd: een jongen, dien hij verbood, was hem aangevlogen. Daarna stond deze binnen, een knaap van veertien jaar, tranen met tuiten huilende, en moest opbiechten. De zachte toon en ernst, de groote bedaardheid, de geheele houding van den superintendant waren uitstekend. Toen werd de mishandelde ook weder binnengeroepen, er had eene korte confrontatie plaats, en de superintendant zei, dat, dewijl de jongen schuld had bekend, het niet meer dan billijk was, dat hij straf onderging. De jongen stemde toe. - Zult gij er u dan niet tegen verzetten, wanneer mijnheer, dien gij zoo schandelijk bejegend hebt, u, in tegenwoordigheid van al de jongens, zoo veel palmies - de plak heerscht daar nog - toetelt als hij zal goedvinden? -Neen, was het antwoord. - Gij belooft dus het te zullen verdragen, gij onderwerpt u dus aan het von- | |
[pagina 345]
| |
nis? - De jongen beloofde het. Maar nu krabbelde de ander achteruit, wilde de kastijding niet toedienen, begon te redeneren, en of de superintendant hoog of laag sprong, deze was eindelijk verpligt beiden te zamen de kamer uit te zetten. - Welk een ellendige kerel! - zeide ik. De superintendant glimlachte, haalde de schouders op en zei: - he ruins himself amongst the leys. - Natuurlijk! ging ik voort, hij is bang voor de jongens; gevoelden de jongens dit niet, zulke gevallen zouden geene plaats vinden. Alleen omdat hij nijdig was, kwam hij klagen, verwachtende, dat u de straf zelf zou appliceren; nu het aan hem overgelaten wordt, durft hij niet. Ik zou dien vent op staanden voet wegjagen. En wat zal er nu gebeuren? Krijgt nu de jongen zijne straf of niet? - I don't know; I fear, not. - Dan is de man immers verloren en kan hier van geene dienst meer zijn. - En met die woorden nam ik, onder dankbetuigingen, afscheid. Eergisteren verlieten wij Edinburg, zagen te Alnwick het grootsche, middeleeuwsche slot, aan welks verbouwing de hertog van Northumberland millioenen besteedt, kwamen gisteren ten vier uur te York en gingen onmiddellijk naar de heerlijke hoofdkerk. Zijt gij wel eens op een sneltrein in Engeland geweest? Het is iets vreeselijks. Het geraas van den trein zelven, dat van de lucht, geperst tegen de voorwerpen, die men langs ijlt, en van de treinen, die men ontmoet, maakt alle gesprek onmogelijk. Het gedribbel, het gedreun, het geslinger, het gebons, verhit u. Bij een onverantwoordelijken en verontwaardigenden gang van zestig tot zeventig mijlen in het | |
[pagina 346]
| |
aant.uur, springt het hart op in het ligchaam, schudden de hersenen in het hoofd. Het zweet breekt u uit, gij geraakt buiten adem. Hebt gij daarbij verzuimd vóór uw vertrek uwe laatste beschikkingen te regelen of deel te nemen in de life assurance company, waarvan u de tabellen in iedere wachtkamer verontrustend in het oog vallen, en waagt gij het naar buiten te zien, dan siddert gij, want gij schiet over een viaduct als door de lucht en ontdekt eene haven met schepen in de verte omlaag. Van gansche steden is het gevoel als van een klap in het aangezigt de eenige gewaarwording. Te New-Castle vloog ik over eene straat, een water, eene koninklijke brug van ik weet niet hoe veel bogen, bezaaid met wagens als speelgoed en menschen als speldeknoppen. Men wordt klein, magteloos, lijdelijk als de vlieg, die tegen het portierglas loopt, en in dat dreigende gevaar, terwijl de dagbladen opgevuld zijn met ongelukken, het eene al schrikkelijker dan het andere, ontgaat u de vrees, juist omdat men de overtuiging heeft, dat men er even weinig tegen kan doen als diezelfde vlieg, die tusschen de bladen van een toegeslagen boek plotseling op hare plaats zou kunnen worden platgedrukt en vermorseld, en wegens de bewustheid, dat men zich aan eene blinde magt, ver boven elk menschelijk vermogen, heeft overgegeven en niets kan vooruitzien dan wanneer het..... reeds gedaan zou wezen. Dol van hoofdpijn, geradbraakt over al de leden, kwamen wij hier duizelend in ons logement en waren, na een vlugtigen blik op de cathedral, den geheelen avond tot niets meer bekwaam. Morgen moeten wij naar Derby. Dan wacht ons het- | |
[pagina 347]
| |
zelfde lot, want eene slow train is van wege haar onophoudelijk ophouden bijna even erg en eigenlijk niet minder vrij van gevaren.
Uit het dagboek. - Alnwick -castle van den hertog van Northumberland wordt tegenwoordig verbouwd. Het was onnoodig, maar zoo als het was, beviel het den hertog niet. Er moet veel moois gesloopt zijn. Men is reeds drie jaar bezig en rekent, dat het niet voor 1860 af zal zijn. De hertog is acht en vijftig jaar, kreeg eerst den titel en de bezitting negen jaar geleden, bij den dood zijns ouderen broeders, en huwde toen de dochter van den markies van Westminster. Tot dien tijd diende hij op zee. Het park, natuurlijk door een hoogen muur omgeven, is een bosch vol afwisseling, doorsneden door de. Aln en vol rundvee, herten, faisanten, snippen, enz. Het is drie uren gaans in omtrek. Twee ruïnes van abtdijen bevinden er zich in, waarvan de eene tot uitspanning is ingarigt. Er komen vele gezelschappen met de koude keuken, wanneer de vrouw van een der jagers, die er bij woont, aardappelen kookt of thee zet. Verder staat het park tweemaal in de week voor ieder open. Boven op het kasteel staan, naar ouden Saksischen bouwtrant, eene menigte steenen beelden te polkeren, hetgeen eene wonderbaarlijke uitwerking doet, gelijk een reisbeschrijver karakteristiek zegt: moitié imposante et moitié ridicule, en niet bijdraagt tot de eerwaardigheid der uitgestrekte steenmassa. |
|