Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 281]
| |
Aberdeen, 13 September 1857.Verleden Maandag hadden wij plan gemaakt een mooijen toer op ponies door glen-Nevis te maken, doch er was geen denken aan, want het regende dat het goot. Later op den dag, doch te laat voor dien toer, hield de regen op en deden we nog eene wandeling van drie en een half uur, welke tegen verwachting droog afliep en ons langs een lief stroompje en onder frisch geboomte, hier en daar door weiland en boerenhuizen afgewisseld, een eind het dal invoerde, hetwelk wij anders dieper zouden zijn ingegaan. Den volgenden morgen voeren we door het Caledonische kanaal naar Inverness. Dat kanaal is gevormd door de verbinding van verscheidene achter elkander gelegene meeren, Loch Lochie, Loch Oich, Loch Ness, en biedt den zeevarenden een korteren weg, daar nu de schepen den lastigen Noord-Westelijken hoek der Schotsche kust niet meer om behoeven. Van tijd tot tijd gaat men derhalve beurtelings door eene gegravene vaart en dan weder door een meer. Het kanaal wordt bevaren sedert 1822, maar er is van 1803 tot 1847, naar gelang van de fondsen, aan gewerkt. Als gewrocht van waterbouwkunde is het iets zeer merkwaardigs, want al die meeren liggen niet | |
[pagina 282]
| |
op hetzelfde waterpas, hetgeen de kosten, over de f 14,000,000, ook zeer verhoogde. De togt viel ons over het geheel nog al tegen. De oevers zijn niet bijzonder mooi, meestal treurig en eentoonig, en dewijl men telkens eene geruime poos tusschen de sluizen moet blijven wachten, krijgt de reis iets nog al lamzaligs en trekschuitachtigs. De eenige episode en eenige emotie is de waterval der rivier Foyers. Ik zeg emotie, want het woei erg hard, om het woord storm niet te gebruiken, en we moesten er in een schuitje naar toe. De korte rid er heen en het gezigt van het schuimende water, dat melkwit nederviel op de rots en daarna in regen- en daauwdroppels weer naar boven spatte, was de moeite wel waard. Jammer, dat ten gevolge van het onstuimige weer de val wat vuil was en ook de zon juist niet scheen, zoodat de regenboog, welke anders altijd bij het minste straaltje door het opstuivende vocht onderhouden wordt, ontbrak, zoowel als die verhooging van effekt, welke door het zonlicht, hetwelk daarom zoo noodzakelijk is, pleegt voortgebragt te worden. Ondertusschen was het meer nog ondeugender geworden; er stonden golven met witte koppen en de wind was tegen. Toch moesten we weer naar de boot, en de roeijers der twee schuitjes, waarin het gezelschap verdeeld was, hadden de aardigheid van te willen zien, wie het eerst aan zou wezen, waardoor wij een paar golven binnenkregen, welke mij braaf nat maakten. Al de menschen vlogen toen in verwarring naar éénen kant, een heer riep van te blijven zitten!.... maar | |
[pagina 283]
| |
aant.allee liep goed af, en eenige sekonden later stonden wij weer, evenwel niet zonder een blij gevoel, te midden van deelnemende menschen, die het gevaar gezien hadden, heelshuids op de boot. Ten vijf ure - we waren ten acht van fort William vertrokken - waren wij te Inverness, een klein, oud, onaanzienlijk stadje, de hoofdstad der Hooglanden, met de beste winkels van pebbles en Schotsche stoffen Ga naar voetnoot1), en een zeer goed logement. Doch 't was, helaas! daar alweer regen geen gebrek. Den eersten dag zett'en we geen voet buiten de deur, den tweeden maakten we van een paar uren, dat het tamelijk droog heette, maar zoodanig mistte, dat het onmogelijk was verder dan twintig schreden van zich af te zien, gebruik, om een heuvel, Craig-Phadrich, te beklimmen, waar men anders naar toegaat om het fraaije gezigt, maar wij ons nu heen begaven, om een brok te kapen van een zoogenaamd vitrified fort, welke forten, gelijk beweerd wordt, doch ik slechts half geloof, gebouwd zouden zijn vóór de mensch nog de kunst verstond van met kalk te metselen en alleen in het noorden van Schotland worden aangetroffen. Als men leest op welke wijze gegist wordt, dat die vitrificatie tot stand werd gebragt, gevoelt ieder, dat het niet in 's menschen natuur ligt d'aller ainsi chercher midi à quatorze heures en al dien omslag te maken. Ik neem | |
[pagina 284]
| |
veel gereedelijker aan, dat een kinderlijk volk eenvoudig bij opstapeling in het bouwen is te werk gegaan, even als de Mexicanen in het oprigten van de muren dier onlangs door H. de Saussure ontdekte stad, dan dat ik mijn vertrouwen moet schenken aan wat ons de geleerden verhalen aangaande den toestel noodig tot de versmelting en afscheiding der glasdeelen in den steen aanwezig, waardoor deze deelen over den steen liepen, den eenen met den anderen verbonden en opsloten achter een doorschijnend cement, even als geglaceerde kastanjes en dito stukjes sina'sappel. Eergisteren gingen wij naar Elgin, waar zich eene bezienswaardige ruïne bevindt der vroegere hoofdkerk, niet zoo mooi evenwel als wij er reeds gezien hadden, reden eerst het slagveld van Culloden voorbij, toen de plek waar de heksen aan Macbeth verschenen, treurige herinneringen, treurige heidevelden, en bragten het gisteren tot Aberdeen, van waar ik nu het genoegen heb u een en ander aangaande ons doen en, ach! ditmaal tevens laten, te melden. Zoo waren we b.v. gisteren voornemens te Fochabers, alwaar Burns met zijn reisgenoot dien ongelukkigen twist kreeg, Gordon-castle van den hertog van Richmond te bezigtigen, maar het kasteel werd niet van binnen getoond, omdat de hertog er was, en wie heeft lust een park te bewandelen onder een onophoudelijken stortregen? | |
[pagina 285]
| |
Uit het dagboek. -Aberdeen. Kingscollege, een vuile boel, zoowel het gebouw en de zalen, als de boekerij. De ellendige vent, die het wees, zei, dat er £ 1200 was toegestaan, om het op te knappen. Er hangen eenige leelijke portretten. Van de bibliotheek bestaat geen catalogus en de boeken staan door de war; ze bevindt zich in eene oude kapel, waarvan het snijwerk bijzonder rijk is. Marshalcollege is herbouwd in 1839. Het is een hol gebouw, zoo als alles hier, van graniet, dat als hout is geverwd. Wij verwen ons hout daarentegen vaak als steen. O afkeerigheid van wat waar is! De vacantiën duren.... een half jaar. Bij de hoofdkerk te Oud-Aberdeen, op het kerkhof er omheen, was een graf gedolven. Aan den rand van hetzelve stond een vuilnisbak vol schedels en beenderen. Het waren de overblijfsels der ouders, broeders en zusters van het burgervrouwtje, dat er in rouwgewaad bijzat. Er moest namelijk in datzelfde graf een lijk worden ter aarde besteld, en opdat zulks niet onmogelijk zou wezen, hadden eerst de dooden het moeten ruimen; na de begrafenis, was de belofte, zou het gebeente weer in hetzelfde graf worden gelegd, en het vrouwtje waakte, naar zij ons zeide, dat zulks werkelijk en ordentelijk geschiedde. |
|