Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 268]
| |
Inverness, 9 September 1857.aant.Er bestaat hier in Schotland eene stoombootmaatschappij, welke meest al de waterwegen bevaart, waar de groote trek der toeristen heen is. Deze maatschappij heeft o.a. van Oban uit twee excursions geregeld, welke de reiziger op een dag heen en weer kan doen. Het stoombootje the Pioneer namelijk vaart den eenen dag langs Morven naar Ballachulish, alwaar de passagiers rijtuigen klaar vinden, welke hen den pas van Glencoe heen en weer doorvoeren, en weer op de boot brengen, waarmede zij 's avonds te Oban terug zijn. De vreemdeling ziet alzoo het vaderland van Ossian, de sombere, zwarte gebergten van het schiereiland Morven, Glencoe, waar de overlevering wil, dat de bard geboren werd, waar zijne liederen klonken door de zalen van Selma, en rijdt het stroompje de Cona langs, waarnaar Ossian zich de stem van Cona heette; tevens leert hij in die zonderlinge bergvormen, in die raadselachtige mengeling van onderschepte lijnen en onbestemde dampen, hangende, naar de grillen des winds, in de diepten of om de hooge toppen, in dien afwisselenden regen en zonneschijn, in die eene geheele gamma van graauwe toonen doorloopende opeenstapeling van door elkander gewoelde wolken, welke | |
[pagina 269]
| |
de Noordsche verbeelding bezielde en waarin de dichter een geheel Walhalla zag, Ossians poëzij beter verstaan en waarderen. Den anderen dag brengt the Pioneer de belangstellenden eerst naar Staffa, hetwelk de maatschappij met dat oogmerk gepacht heeft, vervolgens naar Jona, toebehoorende aan den hertog van Argyll, en legt op beide plaatsen een uurtje aan, lang genoeg om ze oppervlakkig te bezigtigen. Des morgens ten acht ure voeren wij af. De lucht was effen blaauw, de zon verlichtte vrolijk en uitnoodigend de zee, door een aardig koeltje bewogen, met de omliggende eilanden, en zoo de kleur minder flets ware geweest, we hadden ons in zuidelijke streken gewaand. De vracht is hoog: £ 1 de persoon; de verdere vertering niet: men ontbijt voor een Engelschen gulden en eet voor eene halve kroon. Het aantal passagiers was ditmaal niet aanzienlijk; we waren slechts tachtig, en niet, zoo als de voorgaande reis, naar men vertelde, het geval te zijn geweest, honderd meer. Ik berekende, dat de onderneming, alleen naar Staffa en Jona, gedurende de drie maanden, welke de season voor Schotland duurt, op het minst genomen f 50,000 moet verdienen. Eenige minuten, nadat we aan boor waren, verlieten wij de reede van Oban, ging de bel voor het ontbijt en begaf zich ieder naar de kajuit; maar naauwelijks was men gezeten, of mijn persoon, die volstrekt geen held op zee is, vond, dat men al heel onpleizierig naar den kelder ging, en toen de deksels van de schotels werden geligt, ik groote gele eijeren | |
[pagina 270]
| |
en lillend wit op gebraden ham zag drijven en er zekere geur van gebakken haring in mijn neus drong, kreeg ik het op eens zoo kwaad, dat ik mij met een broodje in de hand naar boven spoedde. De golfslag bedaarde evenwel, zoodra wij de straat van Mull binnen waren. Aan den eenen kant verhieven zich de bergen van genoemd eiland, eene eentoonige reeks zonder veel karakter, waarboven de toppen van den ben-Tallah en den ben-More uitstaken; aan den anderen kant die van Morven. Op een somber voorgebergte vertoonden zich de overblijfselen van Ardtornish-castle, door sir Walter Scott vereeuwigd. Op het bovenste verdek zat een Schotsche jongen met de onberispelijkste zorg en netheid gekleed in het kostelijke gewaad zijner voorvaderen, geheel verzonken in the lord of the isles. Gij weet, het was de decoratie van dat schoone gedicht, welke wij heden doorstevenden, en we zouden bergen, eilanden, kerken en sloten zien, waarover 's dichters talent een verglaas geworpen heeft, hetwelk de vergankelijkheid weerstaat. Het tooneel hield maat met het gedicht. De knaap rigtte zijn blaauwen blik naar het afgeknaagde kasteel en staarde op de puinhoopen; dan weder sloeg hij hem, opziende van zijne prachtig gebondene en vergulde bladzijden, op de verschillende omliggende voorwerpen of verloor zich zijn peinzend oog in het onbestemde verschiet der zee. Als ik mijn geheugen raadpleeg, moet die jongen een goddelijken morgen gesmaakt hebben, want is het een wellust, te rein en te rijk voor de pen, de heerlijke bronnen te zien, waaruit voor allen eene algemeene poëzij vloeit, hoeveel te meer de poëzij, welke een uitgelezene er als een honig uit heeft afgezonderd, daarbij in zijn bewogen gemoed op te nemen. | |
[pagina t.o. 271]
| |
STAFFA.
| |
[pagina 271]
| |
aant.Wij lagén even aan te Tobermory; toen stoomden wij links Mull om en waren in de schommeling van den Atlantischen oceaan. In de verte ligt Ardnamurchan, maar wij gaan tusschen de Treshinish-eilanden door en tusschen Ulva en Colonsay: And all that group of islete gay,
That guard famed Staffa round;
en inderdaad, daar lag het kleine klompje, de basaltrots, famed Staffa, in de verte voor ons. Het is onbegrijpelijk, en toch is het waar, dat het op 12 Augustus 11. eerst vijf en tachtig jaar geleden is geweest, dat, voor zoo ver kan worden nagegaan, een menschelijk wezen voet gezet heeft op het vulkanisch gedenkstuk. De beroemde natuuronderzoeker, sir Joseph Banks, ontmoette namelijk toevallig op Morven, aan de straat van Mull, ten huize van zekeren heer Macleane, een oud zeekapitein, bij wien later ook Faujas St. Fond logeerde, die hem Macliane noemt, een anderen heer, met name Leach, een Engelschman, die hem verhaalde, dat niet ver van daar een eiland bestond, waar hij meende, dat nog nooit zelfs een Hooglander geweest was, en waar kolommen aanwezig waren, volkomen gelijk aan die van den giant's causeway in het noorden van Ierland. Sir Joseph liet het zich geen tweemaal zeggen; denzelfden | |
[pagina 272]
| |
aant.avond landde hij, vergezeld van den heer Troil, bisschop van Linckoeping in Zweden, op Staffa (het Staven-eiland) met zijne tent, bleef er twee dagen stil, schonk de grot den naam van an ona vine, de welluidende grot, door eene verwisseling van v in f bij ongeluk Fingalsgrot geworden, en ons die schoone afbeeldingen, welke u uit Pennants tour in Scotland bekend zullen zijn, en, in verband met Dr. M'Cullochs beschouwing, Staffa tot een middenpunt gemaakt hebben, waarheen het begeerig oog van den natuuronderzoeker zoowel als van den man van gevoel gerigt is. Van verre maakt het stipje in den onmetelijken oceaan weinig vertooning. Men moet er bij zijn; het moet hoofdvoorwerp zijn geworden. Zal ik er u eene beschrijving van geven? Van iets zoo bekends als Staffa zou ik het niet durven, bovendien is het reeds zoo dikwijls, en beter dan ik zou kunnen, gedaan. Het eenvoudige woord zij u genoeg, dat men in eene kerk staat, niet met handen gemaakt. Aan de heilige huivering, welke zij geeft, zijn wij de krachtige verzen verschuldigd van Walter Scott, warmer en verhevener dan de beschrijvende dichter ze doorgaans heeft: Where, as to shame the temples deck'd
By skill of earthly architect,
Nature herself, it seems, would raise
A Minster to her makers praise, enz.
M'Culloch drukt de gedeeltelijke gewaarwording uitnemend uit. If this cave, zegt hij, were even destitute of that order and symmetry, that richness arising | |
[pagina 273]
| |
from multiplicity of parts, combined with greatness of dimensions and simplicity of style which it possesses, still the prolonged length, the twilight gloom, half concealing the playful and varying effects of reflected light, the echo of the measured surge as it rises and falls, the transparent green of the water, and the profound and fairy solitude of the whole scene could not fail strongly to impress a mind gifted with any sense of beauty in art or in nature. If to these be added that peculiar sentiment with which nature perhaps most impresses us, when she allows us to draw comparisons between her works and those of art, we shall be compelled to own it is not without cause that celebrity has been conferred on the cave of Fingal. Aardig slaan hierop de prachtige verzen van den anders wel eens gezochten Wordsworth: the Almighty hand
That made the worlds, the sovereign Architect,
Has deigned to work as if with human art.
Ik, sprak van eene niet meer dan oppervlakkige beschouwing, welke hun, die aan het uitstapje deel nemen, vergund is. Inderdaad zie ik niet in, hoe de man der wetenschap op deze wijze aan den toer naar Staffa heel veel kan hebben. Er zijn onderscheidene caves, maar men ziet ze niet; men roeit het eilandje niet om; men houdt zich alleen bij de schoonste en merkwaardigste, bij de Fingalsgrot op; de bootjes, die de passagiers van boord halen, roeijen hen tot achter in de cave, daar stappen de reizigers uit, kruipen, | |
[pagina 274]
| |
zich aan het veilige touw vasthoudende, langs den basaltwand en de gebrokene kolommen, de regelmatigheid van welke, volgens Soltan's uitdrukking, enkel door hare veelvuldige verscheidenheid overtroffen wordt Ga naar voetnoot1), naar de opening, slaan links en begeven zich over den causeway langs een steil en smal en voor de gecrinolineerde dames nog al hagchelijk trapje naar boven, ten einde te komen boven op het eigenlijke eiland, op de rots, door de honigraatachtig bestolde basaltmassa gedragen wordende. Daar staat men dan, ziet naar beneden in een paar andere grotten, neemt een overzigt van den omliggenden archipel, welke dien dag zoo helder tegen het uitspansel uitkwam, geniet het fladderend zeewindje, wordt veel spoediger dan men wenscht en voldoende is door zijn ποτμήυ λαώυ naar boord teruggedreven, en mag zich nog wel zeer gelukkig rekenen, zooveel van het eiland gezien te hebben, daar Troil schrijft, dat een weer, hetwelk vergunt de grot in te varen en alles op zijn gemak op te nemen, tot de uitzonderingen behoort en niet iedere tien jaar voorkomt. De uitwerking van het licht achter in de grot, zegt men, dat betooverend moet wezen; Jona ligt dan juist over den ingang; maar de boot, waarin ik zat, was, helaas! de eenige, waarvan de roeijers te lui waren om mij verder dan den ingang te brengen. Met een herhaald: - there is no time - werd ik op den causeway nedergezet, en daardoor van het hoogste genot, van die | |
[pagina 275]
| |
sainte horreur qui rassure Ga naar voetnoot1) verstoken. Maar er is meer. Men behoorde in de Fingalsgrot alleen te zijn, om de gewaarwordingen, welke zij wekt, zuiver in zich op te nemen. Er in gezelschap van tachtig lieden van allerhande slag te worden doorgejaagd, als een lied of een gebed haast van de lippen zweeft, is bijna heiligschennis. Not one of us has felt the far-famed sight;
How could we feel it? each the others blight,
Hurried and hurrying, volatile and loud. Ga naar voetnoot2)
Het moet een vreeselijk en geweldig oogenblik geweest zijn, toen, met oorverdoovend gedruisch, het kokende Staffa zich ophief of liever opschoot uit de diepten van den oceaan, welke rookte als een ketel, en hare verschrikte wateren als een losgelaten fontein uren ver om zich heenspoot. De aarde, ziedende in haar binnenste, besloot hare gazzen niet langer, en eene dier uitbarstingen had plaats, waarvan de vóórhistorische eeuwen zoo vaak getuigen waren. Het heete mineraal, met de stoomende vloeistof in verbond, brak zijne kluisters; de gloeijende lava werd door het woedende gaz opgejaagd tot boven de oppervlakte der wereldzee, de korst medenemende en verbrijzeld voor zich uit stootende, door welke zij zich een weg geboord had, en bestolde oogenblikkelijk in de kom, waarin zij te regt kwam. Nog ziet gij de korst boven de pilaren zitten; | |
[pagina 276]
| |
aant.de causeway had geene kracht zich hooger op te heffen dan de oppervlakte des waters, terwijl de overtollige of weggedrongen lava in lange druppels aan de zoldering der grot bleef hangen, waaraan zij verhardde en thans een harer fraaiste versierselen schenkt. Ja! het moet eene ontzettende gebeurtenis zijn geweest. Tot aan de Iersche kust is de geheele zeebodem basalt, waar hij onder de benaming van giant's causeway aan het licht komt. Maar de lava bekoelde in het algemeen, zoodra zij de drukking voelde van den killen oceaan; Staffa alleen is de openbaring van hare grootste kracht en sterkste hitte, want de lavastroom gaf niet om dien oceaan, wierp die waterkolommen omver, dreef de zilte wateren in den vorm van gazzen voor zich uit, baande zich een weg tot hoog boven de oppervlakte en stichtte in een punt des tijds dien tempel, voor welken de opvolgende geslachten der menschenkinderen van verbazing en ontzag verstommen. Minder en minder werd de doorschijning in het water, zachter en zwakker het geklapper van de golf; we waren op weg naar Jona; Jona, eene duif, naar de Hebreeuwsche taal, want aldaar bragt Columba uit Ierland de blijde boodschap, vergezeld van twaalf leerlingen en lotgenooten, in den jare 563. Als door eene tooverroede verdween het heidendom, een bedehuis verrees, en de fakkel, op cette île de roc dans l'océan jetée Ga naar voetnoot1) ontstoken, verlichtte den nacht, waarin grootendeels Europa verzonken lag, en zou een dage- | |
[pagina 277]
| |
raad van betere toekomst hebben kunnen wezen. De school van Columba wordt die der Cuildich genaamd. Cuil, zegt men, beteekent in het Keltisch hoek, afzondering; derhalve cuildich overdragtelijk afgezonderde lieden, lieden in afzondering levende. Zeker is het, dat een afgezonderd gedeelte van den westeroever van Jona nog altijd Cobhan Cuildich of plaats van de Kulden heet, en dit gedeelte aangewezen wordt als de plek, waar hun eerste kerkgebouw gestaan zou hebben en ze in stilte te zamen woonden, op verkenning uit, hoe ze best de Druiden zouden verdrijven en de gunstigste gelegenheid verbeidende Christus, zijn zoendood en zijne leer, aan het onbeschaafde volk te leeren kennen. Al woonden zij te zamen, later voornamelijk met oogmerk anderen in de theologische wetenschappen te onderwijzen, hun regel was evenwel ver van een kloosterregel te zijn; veeleer zijn Columba en zijne volgelingen als eene protestatie tegen Rome te beschouwen. Zijn stelsel ontsproot regtstreeks uit, rustte onmiddellijk op den Bijbel en bijbelsch gezag. Hij bestreed de biecht, de boete, de aflaat, de transsubstantiatie, de aanbidding van heiligen en relieken, de zielmissen, den ongehuwden staat. De Cuildich zochten hunne instelling ook niet te verrijken. Als de tegenwoordige zendeling-werkman, leefden ze van hun handenarbeid, en als broeders onder hunne broeders en in de groote maatschappij. Hun weg bleek een weg van verlichting, door de rampen, de verdrukkingen, de vervolgingen, welke zij eerst van de Noor-, daarna van de Zuidmannen, de Roomsch- | |
[pagina 278]
| |
Catholieke geestelijkheid, zouden hebben te verduren. Twee verwante krachten, eerst de Noormannen, toen Rome, verdreven, vernielden de Cuildich, gelijk deze het vroeger de Druiden gedaan hadden, benevens hunne instelling op Jona, hunne verschillende scholen, en hunne Apostolische en zuiver Christelijke leer. De stoomboot bleef op eenigen afstand van het eiland stil liggen en, even als te Staffa, haalden bootjes de reizigers af. Ik bleef evenwel aan boord. Het gezigt van het geschommel der ligte vaartuigjes schrikte mij, mogelijk wel wat spoedig, af. Te minder besloot ik het gezelschap aan land te volgen, dewijl ik wist, hoe gaarne ik anders ook den voet gezet had op den eerwaardigen grond, alwaar Columba geleefd en gewerkt had, dat geene der aanwezige overblijfsels van zijn tijd meer dagteekenden, maar allen juist afkomstig waren van diegenen, die Columba's licht hadden uitgebluscht, en daarbij het korte oponthoud op het eiland geene gelegenheid zou aanbieden, om ons naar het oude Cobhan Cuildich of naar den allermerkwaardigsten spouting cave te begeven. Bovendien had ik mijn uitmuntenden verrekijker, welke mij veroorloven zou, om alles wat onder zijn bereik viel met de meeste naauwkeurigheid op te nemen. Nogtans was ik eerst toch in hevigen tweestrijd, want ik wist hoe belangrijk het kerkhof was; ik brandde van verlangen inzonderheid de beroemde kruisen te zien, en ik ben onbevooroordeeld genoeg, om de oogen te willen geopend houden voor iedere uiting der kunst zonder onderscheid. Maar ik vreesde | |
[pagina 279]
| |
anderen tot last te zijn en bepaalde mij dus de groene kusten van Jona, de bouwvallen der hoofdkerk met de Orans-kapel, benevens de andere oude gebouwen, uit de verte te bespieden. Is Staffa onschatbaar voor den geoloog, voor den geschiedkundige, voor den christen-wijsgeer, het thans zoo droevige, karig bevolkte, maar toch liefelijke Jona is het niet minder; hoe aangenaam dit togtje daarom ook was, hoezeer het ook een dag was van het streelendste genot en die bovenaan staat onder de onvergetelijke, altijd zal het mij spijten, verstoken te zijn geweest - zal 't mij gegeven zijn er een tweede maal te komen? - van het gezigt uit de Fingalsgrot en niet op Jona te zijn aan wal gegaan. Toen wij weder in zee waren, ging de bel voor het middagmaal. De kajuit was te klein; men at in twee afdeelingen. Wij behoorden tot de tweede. De golfslag was aan dezen kant van Mull zeer wel te verdragen. Na het middagmaal daalde allengs de avond, en- ten acht ure werden de lichtjes van Oban zigtbaar, die ons wenkten naar een lekker kopje thee, dat we in het Caledonian-hôtel gereed vonden. | |
[pagina 280]
| |
Uit het dagboek. -Ik houd niet van het karakter der bergen van Glencoe. Ik zou op die plaats iets krachtigs en kantigs verlangen, terwijl de steen van Glencoe altijd afgerond is; zijne arêtes zijn als naast elkander liggende pezen in een ontvleeschden arm, hetgeen er iets voos aan geeft, en loopen als een vlugge pennetrek met een lossen zwaai van den top der bergen door de vallei heen tot den top der bergen aan de overzijde. Soltan zegt zeer kenschetsend: - den ketel van het dal kan ik niet beter dan met het ruim van een schip vergelijken, eer het van een dek en dekbalken voorzien is Ga naar voetnoot1). In een album.
L'époux dans un baiser à l'épouse qui reste,
Vers l'aurore, en partant, soupire: - au doux revoir! -
Triste mot de l'absence et que le coeur déteste -
D'éternel avenir, d'évangélique espoir,
Alors que le réveil va succéder au soir,
Aux adieux du trépas l'embrassement céleste.
|
|