Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Salisbury, 1 Julij 1857.aant.Dezen schrijf ik in eene holle wachtkamer van den spoortrein. Ten gevolge van opzettelijke misleiding, kwamen wij te laat aan het station en zitten hier nu voor twee en een half uur geschilderd. De kastelein, die ons gaarne wat langer hield, verzweeg zorgvuldig, dat er twee aan de tegenovergestelde uitersten der stad gelegene débarcadères bestonden, en waarschuwde mijn knecht eerst, toen wij onmogelijk het station meer bij tijds konden bereiken. De educational conferences zijn nu afgeloopen. Zoo veel ik heb kunnen nagaan, is het resultaat, dat het eenige middel om de arme kinderen tot schoolgaan te dwingen en tot een redelijken ouderdom op school te houden, de bedreiging is den ouders de bedeeling op te zeggen. Bij die gelegenheid werd het voorbeeld van Holland aangevoerd. Maar een Engelschman behoort vrijgelaten te blijven, en ik geloof niet, dat het iemand in den zin kwam zelfs eenigen maatregel te kunnen voorslaan. Onderscheidene oorzaken voor het van de school terughalen der kinderen werden opgegeven. John Pakington zeide in zijne degelijke redevoering: - dat alles is het niet. Weet gij, waar het zit? Dat uwe scholen zoo slecht zijn. Verbetert uwe scholen, en de kinderen | |
[pagina 98]
| |
zullen wel komen en wel blijven ook. - De Times zegt: - Ook dat is het niet, want in de vakken, waarin de scholen slecht zijn, hebben de lagere klassen geen inzigt. Belangstelling wekt gepraat, maar gepraat verduistert ook weder op zijne beurt de belangstelling. Let daarop! Laat de zaken maar in statu quo. Als gij de kinderen slechts leert lezen is het genoeg; lezen toch is de voorname sleutel, welke alle bronnen van kennis, voor wien het begeert, ontsluit, en daar de ouders niet te dwingen zijn, wat noodzakelijk wezen zou, blijft niets anders dan individueele overreding over. Sedert ik u schreef, zag ik nog te Londen de zoogenaamde Albert-Cottages, eene straat en te gelijk soort van hofje, bestaande uit zeer nette, vriendelijke huisjes voor twee gezinnen van werklieden, met tuintjes er voor. De familie, die, geheel afzonderlijk, boven woont, heeft, in plaats van het tuintje, een heel aardig balcon. Die huisjes worden verhuurd voor f 3.30 's weeks; inderdaad niet veel, als men bedenkt, dat een bekwaam werkman te Londen f 60 in de week verdient, hetgeen een jaarlijksch inkomen van f 3000 maakt. Op denzelfden voet worden hier in Engeland ook woningen voor fatsoenlijke lieden opgetrokken, geheele rijen gelijkvormige huizen en die er van verre somtijds als paleizen uitzien, maar als men nader komt, ontdekt men gaauw, dat ze in kleine localiteiten versnipperd zijn, en dat ieder bewoner, wiens lage voordeurtje men uit de verte moeijelijk kon opmerken, van het vorstelijke corps de logis misschien maar een enkel | |
[pagina 99]
| |
aant.venster tusschen twee kolommen in ter zijner beschikking heeft. Ik zag insgelijks nog eene inrigting voor burgermenschen achter Leicester-square, boven wasch-, beneden badhuis. Eene vrouw mag er komen wasschen, strijken, mangelen voor 7½ cent in het uur. Gelijkvloers heeft men hoogst eenvoudige, maar nette badkamertjes, ik meen zeventig in getal, voor vrouwen en voor mannen, met eene bijzondere deur en gelegenheid. Men krijgt een kamertje voor 30 cent het halve uur. Wat aan de inrigting jaarlijks te kort komt, legt de parish er bij. Langzamerhand nadert de tijd van vertrek; ik verlaat u dus en ben u regt dankbaar mij dit oponthoud zoo aangenaam gekort te hebben.
Uit het dagboek. - Reizigers maken eene geheel afzonderlijke maatschappij uit, door geheel bijzondere belangen verbonden, en kunnen elkander dagelijks van noode hebben of, zoo zij den farizeeër niet gelijk zijn, behulpzaam wezen. Tegen deze beschouwing weegt tegenwoordig meer en meer op het vasteland, maar vooral in Engeland, waar iedereen reist en zijn deel uitwendige opvoeding absorbeert, de tegenzin op van elkaar geen spiritus te verklaren. |
|