Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Londen, 14 Junij 1857.Zoo men het niet wist, zou men veilig mogen aannemen, dat de Staatskerk in Engeland van nature behoudend is en dien behoudenden zin, zichzelve gelijk, volhoudt tot in de schijnbaar onverschilligste bijzaken. En toch hebben wij den bisschop van Londen zich in de laatste weken ten gunste hooren uitlaten van de beweging, welke de Exeterhall tot het houden van godsdienstoefeningen voor de klasse der werklieden verlangt geopend te zien, gelijk sedert werkelijk geschiedt. Een gewone Londensche zoogenaamde in dependent clergyman, derhalve niet tot the high church behoorende, heeft dien stoot te weeg gebragt. Ik verzeker u, dat het een toer is te Londen, zelfs reeds in zijn kring van vermogen, bedrijf of wetenschap, er boven op te komen en bekend te raken, hoe veel te meer te zweven op de tongen, aanhoudend in de dagbladen besproken te worden. Het is natuurlijk, dat in eene stad als Londen een geheel leger van predikanten bestaat, alle rigtingen, alle partijen, alle schakeringen van het protestantisme toegedaan en hunne kudde langs verschillende wegen geleidende naar dezelfde wateren. Doch Spurgeon is de man, naar wien ieder vreemdeling terstond wordt | |
[pagina 52]
| |
verwezen, als zijne geestelijke behoefte iets buitenge woons hooren wil. Victoria niet te hebben gezien zou er nog even door kunnen, maar bij den clerical lion niet ter kerk te zijn geweest....! De staat draagt natuurlijkerwijze zorg voor hare evangelieleeraars. Die niet tot de Staatskerk behoort, beproeft den weg van zijn geluk. Ik kan het niet beter zeggen, dan dat hij zich, even als een jong doctor of advokaat, neerzet als dominé en ziet, of hij praktijk kan krijgen. Il ouvre boutique, huurt namelijk eene kapel en moet het wagen, of hij er in slagen zal klanten te trekken, te weten menschen, die naar hem luisteren willen. Het komt dus voornamelijk op talent aan. Of er misschien niet wel eens ongeoorloofde middelen gebezigd worden, om onder de aandacht der menigte te geraken, zou ik niet durven beslissen: de menschelijke natuur is zwak. Doch, bij het talent, dat de jeugdige prediker ontwikkelt, komt nog iete anders zeer noodzakelijks; zaak is het namelijk en voornamelijk, dat zijne hoorders volgelingen worden, dat ze hem lief leeren krijgen, dat zijne toespraak niet onvruchtbaar blijkt, dat zijn troost, zijn raad, hem als den waren christen en herder toonen en hij zich alzoo langzamerhand eene vaste kudde verwerft, die zijne stem hoort en kent, en hem, als de kapel voor de aanwassende gemeente te klein is geworden, een ruim en deftig kerkgebouw sticht, waarin hij zijn werk op aanzienlijker en uitgebreider voet kan voortzetten en optreden voor eene talrijker schaar. In deze omstandigheid verkeert thans | |
[pagina 53]
| |
aant.Spurgeon. Hij is een baptist, een voorstander van den doop der volwassenen. Spoedig werd zijne kapel zoo veel te eng, dat er aan gedacht moest worden, naar een geschikter lokaal, voor Godsvereering bestemd en ingerigt, om te zien; Spurgeon kwam op den inval, de concertzaal der Surrey-gardens te huren, en in dien tuin voor volksvermakelijkheden, in het gezigt van decoratieve rotsgevaarten en omgeven door reusachtige aanplakbiljetten van nachtfeesten, vuurwerken en muziek performances, totdat zijne kapel, waarvoor nu reeds tot het bedrag van f 60.000 is ingeschreven, gereed zou wezen, op Amerikaansche wijze, zijne gewijde legertent op te slaan en de vaan van Christus te planten. Ziedaar nu het beginsel geroerd, waarvan ik hier boven sprak en door de high church thans aangenomen: kan de Heer ook elders gediend worden dan in tempels opzettelijk tot zijne vereering ontworpen? Wij, Protestanten, zeggen: ja! De Roomsch-Catholieke is door de wijding aan zijne muren gebonden, en door het ostensorium, waarin de ouwel, Christus zelf, is ten toon gesteld, wordt de kerk, bij ons eenvoudig een bedehuis voor de verzamelde gemeente, wel degelijk de woning Gods, de tempel, waarin zijne gestaltenis troont. Maar de Bijbel leert integendeel, dat de Heer niet woont in tempelen met handen gemaakt. De hagepreekers riepen hem aan onder den blooten hemel, in de vrije opene lucht, en wij weten, dat Hij in het midden is van hen, waar twee of drie vergaderd zijn in zijnen naam. De kerk van Engeland was evangeliesch genoeg, om het ook zoo te begrijpen, | |
[pagina 54]
| |
aant.ombekrompen genoeg, om het door een jeugdigen dissenter gegeven voorbeeld te volgen, en zoo gaf Spurgeon aanleiding, dat thans de Exeterhall, een lokaal trouwens door geestelijke muziek en godsdienstige meetings eenigzins van ernstige bestemming, des zondags avonds tot godsdienstoefening voor ambachtslieden is ingerigt. De openbare ochtenddienst begint hier overal ten elf uur. Van Regentstreet, waar wij wonen, tot de Surrey-gardens is minder dan een half uur rijdens, maar toch kwam het rijtuig reeds ten half tien voor. De buurt der tuinen genaderd, kondigen deze zich al spoedig aan door de lange reeks van rijtuigen van allerhande soort, van de aristocratische koets met staatsiebok tot de plebeïsche cab, en aan den ingang ziet men de gretige toehoorders bij honderden en met snellen tred de lanen binnenstappen, terwijl men geheele drommen ongelukkigen opmerkt, die wezenlijk gevaar loopen tegen de geslotene hekken te worden doodgedrukt. Om van dit gedrang rekenschap te geven, moet ik beginnen met u eenig denkbeeld te geven van de bij een zoo aanzienlijken toevloed noodige voorzorgen, welke zijn genomen geworden. Toen namelijk de toeloop inderdaad zorgwekkend werd, verzon men er op, tevens met het doel dezen zoo mogelijk eenigzins te doen verminderen, geld in ruiling van enkele voorregten te vorderen - hetgeen in de Engelsche kerken anders geene gewoonte is: men gaat maar zitten - door twee soorten van tickets uit te geven, bij onderscheidene boekverkoopers verkrijgbaar, tickets | |
[pagina 55]
| |
aant.van f 3 voor de platform en van twaalf stuivers, die enkel regt gaven van vrijen toegang, beide geldig voor eene maand. De overigen waren het publiek, te weten degenen, die, van geen ticket voorzien, geduld moesten hebben tot de deuren zouden geopend worden. Na een vijftig passen den tuin binnen te zijn, vindt men een pad links, door de heg gebroken; aan den eenen kant een biljet, waarop met groote letters te lezen staat: for tickets only, aan den anderen een wakende engel, in de gedaante van een policeman; en langs veelkleurige aankondigingen van ices, refreshment-rooms en concerten van Jullien, langs allerlei uithangborden van wereldsche genieting en kwakzalverij, stapt men naar de uitgestrekte zaal. Het was kwart over tienen, nog drie kwartier alvorens de dienst een aanvang zou nemen; evenwel scheen ze reeds geheel gevuld, ik zeg, scheen, want er stroomden na ons honderden aanhoudend binnen; de hoofden pakten maar wat meer tegen elkander, maar aan zitten was geen denken meer. Gelukkig was ik er in geslaagd een plekje in te nemen, van waar ik den prediker behoorlijk zou kunnen zien en verstaan, en dank zij eene uitmuntende ventilatie, was er voor benaauwdheid geene vrees. Waar ik de oogen sloeg, geen hoekje dat niet geutiliseerd was, geen uitspaarseltje dat niet was bezet. Beneden wiegelde het als eene zee; de eerste galerij, wie weet hoe vele rijen diep, hoofd aan hoofd; de tweede hetzelfde. Was er eene derde? Uit hoofde ik juist onder de galerijen stond, kon mijn oog het plafond der zaal niet berei- | |
[pagina 56]
| |
ken. Op de platform was de zoogenaamde pulpit geplaatst, zoo hoog, dat een trap er naar toe leidde. Het had iets, ik kan het niet beter uitdrukken, van eene soort van vierkant, gebruineerd houten schuthok, en was van onder halverwege met roode stof bekleed. Om dien zonderlingen stoel, niet ongelijk, verbeeld ik mij, aan de befaamde pen, waarin de dames op koningin Victoria's drawingroom plegen te worden opgesloten en welke zij dezer dagen zoo onfatsoenlijk overklommen, groepeerden zich en stalden zich de drie guldens plaatsen uit, die de gedaante van elegante heeren en dames van de mode, de oudsten de elegantsten, hadden aangenomen. Daar de stoel natuurlijk zooveel mogelijk naar voren was gebragt, zouden de meesten van hen den redenaar eigenlijk niet van de voordeeligste zijde waarnemen en was hun voor- eigenlijk een achterregt. Zoo stonden wij daar geduldig te wachten, toen er eensklaps een geruisch en geschuifel door de zaal ging, hetwelk iedereen het hoofd deed omkeeren, alsof er iets onrustwekkends gaande was. Het waren de hekken, die geopend waren geworden, waardoor het publiek gelegenheid vond binnen te stroomen, maar hoe het plaats trof is schier onbegrijpelijk. De koppen drongen maar weder een beetje digter tegen elkander aan. Men stond in de portalen, weldra buiten de deuren, want meer dan negen duizend zielen waren vereenigd, daar het bekend is, dat de zaal geen grooter getal kan bevatten. In iedere kerk gaat in Engeland terstond den hoed af; kenschetsend was zulks hier bij niemand het geval; de Surrey-gardens toch | |
[pagina 57]
| |
hield niemand voor een kerkgebouw, zoolang Spurgeon niet was opgetreden. Precies ten elf ure verscheen hij. Plotseling verving de diepste stilte het gemurmel en alle hoofden ontblootten zich. Ik verbeeldde mij een candidaat in de Godgeleerdheid te zien, die zijn voorstel ging doen. Eenvoudig, innemend, zeer jeugdig - men geeft hem niet meer dan drie en twintig jaar - waren zijne gelaatstrekken. Zijne kleeding was onze gewone zwarte rok; geen onderscheid hoegenaamd. Zijn geheele uiterlijk was in een woord vrij wel overeenkomende met zijne voor de glazen der prentverkoopers en op de hoeken der straten alom in photographie, staalgravure en steendruk ten toon hangende portretten. Na een oogenblik inkeering tot zichzelven, noodigde hij de gemeente tot een gebed, hetwelk zeer kort was, en las toen met beknopte tekstverklaring het hoofdstuk uit de Koningen over de driejarige droogte en de offeranden van Elia en de Baälspriesters. Toen deed hij weder en ditmaal een langer en zeer indrukwekkend gebed. Zijn tekst was: How long halt you between two opinions? If the Lord be God, follow him; if Baal, then follow him (1 Kings XVIII, 21). Terstond begon Spurgeon zich met ernstige vermaningen tot de gemeente te wenden. Hij hoopte, dat er velen onder zijne toehoorders waren, die God, doch hij wist maar al te wel, dat er zich ook velen onder hen bevonden, die Baäl dienden; verreweg de meesten nogtans zouden wel hinken op twee gedachten. Die zulks doen, zijn zij, die 's zondags deftig in de kerk | |
[pagina 58]
| |
zitten, hunne huisgodsdienst waarnemen, en te gelijk naar de wedrennen snellen, geene danspartij overslaan en nergens gemist worden, alwaar eenige vermakelijkheid valt na te jagen; veel meer nog zij, die met een uitgestreken gezigt naar Exeterhall gaan, evangelische thés bijwonen, maar hunnen naasten in handel of politiek vliegen zoeken af te vangen. Eigenlijk zijn zij tegen zichzelven, want mengen zij zich onder de wereldlingen, dan zeggen deze: - kijk, die fijntjes, die uitverkorenen! ze willen wel graag, maar van harte durven ze toch niet meedoen, uit vrees van hun karakter te grabbelen te gooijen; - en komen zij onder de echte dienaars van God, dan zeggen deze op hunne beurt: - wat blijven die wereldsche menschen zich toch weinig gelijk! Hoe brengen zij dat toch met hun geweten overeen? - Satan zelf moet van hen zeggen: - ze deden oneindig beter met mij maar openlijk aan te hangen en eerlijk te volgen, dan hadden zij ten minste in hun leven wat meer pleizier; nu wringen zij zich onophoudelijk in een lastig dwangbuis, en na hun dood wacht hen Gods regtvaardige straf. - Waarom moeten wij God dienen? Omdat God de Heer is; omdat wij de zekerheid hebben, dat hij is God, de Almagtige, niet omdat wij er eenig voordeel in zien. Zoo wij Baäl tot onzen God kiezen; zoo wij denken, dat de wereld te dienen, zich in ijdelheden en wellusten te baden het beste is, laat ons het doen, maar beide tegelijk kan men niet, even weinig als men in de staatkunde twee tegenovergestelde meeningen zou kunnen aankleven. Dienen wij God, dan behooren | |
[pagina 59]
| |
wij het te doen uit volle overtuiging, gegrond op onderzoek, niet omdat wij godsdienstig zijn opgevoed en wij onze ouders levenslang naar de kerk hebben zien gaan. Wij moeten onze ouders lief hebben en eerbiedigen boven alles op de wereld, maar God staat boven onze ouders, en als wij zagen, dat er iets beters was dan wat ons onze ouders geleerd hadden, dan zou het ons betamen dat betere te volgen. - God toonde zich de Heer door vuur; had hij het laten regenen, de indruk zou spoedig zijn verloren gegaan, want het zou een genadeblijk zijn geweest, en genadeblijken zijn, helaas! spoedig uit het hart der menschen uitgewischt. In vuur zal hij zich op nieuw vertoonen, ook aan de hinkenden op twee gedachten, aan de weifelenden tusschen Hem en Baäl, van dezen tijd, te weten na hun dood. - Hoe zullen wij onze keus voor goed bepalen? Want hoevelen zijn er niet, die, hoe gaarne zij ook God zouden wenschen te dienen, steeds blijven hinken, uitstellen, verschuiven! Vleesch en bloed kunnen dit ook niet; de Almagtige God alleen kan haar in ons werken; het vuur van zijn Heiligen Geest moet in onze harten nederdalen, om het altaar van dat koude hart aan te steken, het hout en de steenen onzer zonden en wereldsgezindheid te verbranden, het water onzer onverschilligheid te doen verdampen. Hij eindigde met een plegtig gebed om 's Heeren zegen en bijstand, opdat velen zijner toehoorders nog op dezen dag de goede keuze mogten doen. Spurgeons manier is, gelijk gij bespeurt, zeer vrij, | |
[pagina 60]
| |
zeer populair en gemeenzaam, zoo zelfs, dat menigeen gedurende de preek somtijds niet kon nalaten te glimlagchen, maar hij is nooit eigenlijk gezegd plat en altijd vol hoogen ernst en dringenden ijver. Zijn Engelsch is duidelijk en eenvoudig, zijne zinsnede kort, zijne uitspraak fraai, zijne dictie rijk, zijne elocutie gemakkelijk. Hij spreekt natuurlijk uit het hoofd, maar zijn vorm en zijne uitdrukking weigeren nooit hunne dienst, en in woorden en gebaren ligt eene ongemaaktheid, eene onbestudeerdheid, die innemen en boeijen. Zijne stem heeft al de kracht en frischheid der jeugd en neemt ongezocht de welluidendste buigingen aan. Hij zou, geloof ik, haar daarom ook minder luid behoeven uit te zetten, waardoor er wel eens iets schors in het geluid komt of liever eene door prikkeling te sterke en daardoor min of meer belemmerende slijmafscheiding, maar het timbre van het orgaan zelf wordt er nooit door aangetast. Toen ik mij andermaal naar Surrey-hall begaf, was de aandrang zoo geweldig, dat de policie, uit vrees voor ongelukken, het kort na onze aankomst geraden vond de toegangen van den tuin voor later aanspoedenden te sluiten en niemand, voorzien van tickets of niet, meer binnen te laten. De leerrede was toen geheel symbolisch: het lied van Mozes de type, het zinnebeeld van het lied des Lams in het nieuw Jeruzalem. Het lied van Mozes, aangeheven door Israël, ontslagen uit de banden der Egyptische slavernij, gaande naar Kanaän, het land der vrijheid, en zijne laatste vijanden verslagen ziende; | |
[pagina 61]
| |
het lied van het Lam, gezongen door Gods volk, ontslagen uit de slavernij der zonde, met het Hemelsche Kanaän voor zich, terwijl de laatste vijand verslagen ligt. Het onderwerp was gezocht, maar de behandeling en vooral de uitvoering maakten veel goed. De tekst was: and they sing the song of Moses, the servant of God, and the song of the Lamb, saying: great and marvellous are thy works, Lord God Almighty; just and true are thy ways, thou king of saints (Revelation, XV: 3). Hier en daar liet Spurgeon allersmaakvolst de aesthetische en muziekale schoonheden van den zang van Mozes uitkomen. De volgende zinsnede trof mij: - zij trokken moedig de zee in met wapperende vaandelen, met slaande trom en schetterende trompetten, met hunne wagens en hunne paarden, en dachten aan geen gevaar, toen eensklaps God, zonder eens van zijn troon op te rijzen, door de enkele kracht zijner kalme majesteit en het onmerkbare geblaas van zijn neus, de kristallen watermuren over hunne hoofden deed wederkeeren en het paard met zijn ruiter in de zee wierp. -Spurgeon toonde ook de overeenkomst aan tusschen de kinderen Israëls na het droogvoets overtrekken der zee en van Gods Israël op aarde. Eenmaal wordt het lied van Mozes hier boven voortgezet. Ook nu hebben de uitverkorenen strijd te voeren tegen onderscheidene vijanden, maar aan gindsche zalige kusten zal er geen strijd meer wezen en de laatste vijand zijn te niet gedaan. Stichtelijk in den meer beperkten zin is Spurgeon eigenlijk niet; hij is meer krachtig dan gemoedelijk, | |
[pagina 62]
| |
aant.hij spreekt meer tot de verbeelding dan tot het hart, maar hij heeft verrukkelijke oogenblikken. Ik herinner mij o.a. de schildering van het slagveld, als al de vijanden van Jehovah verslagen liggen; dan gaat hij in zijn spreekgestoelte rond en hij noemt ze bij name. Hier liggen ze allen bevrozen in den dood, roerloos in den schrik; hier het ongeloof, daar de wereldzin, ginds, hij die twistte met God en den Heer dorst uitdagen. De groote schaar der wederspannigen ziet hij in de toekomst nedergeworpen over de aard, en enkel door zijne uitvoering gaat er voor uw geest een fantastisch tafereel op; dan eens schiet de maan hare stralen over het vreeselijke feit, dan weder aanschouwt ge eene reusachtige, zwarte kunstprent, of staat ge voor eene half-Byzantynsche fresco van Giotto of van Cimabue. In Mozes lied geen woord ter zijner eigene eer of ter eer der kinderen Israëls. Zoo zal ook de triomfzang in het nieuw Jeruzalem wezen. Daar geen Mozes, geen Luther, geen Whitfield meer, of den lof gezongen van eenig ander uitverkoren vat: als de zon opgaat, verdwijnen de sterren; maar Jehovah, niets dan Jehovah; maar alles versmolten in den lof des Eeuwige, in het dankakkoord des alleenprijzenswaardige, die ons gewasschen heeft van onze zonden door zijn bloed. De redenaar eindigde welsprekend met de tegenstelling van den zang van Mozes en het behouden Israël aan den eenen, de vloekkreeten en het kermen der wanhoop aan den anderen kant van den met zijne le- | |
[pagina 63]
| |
germagt omkomenden Pharao. O, riep hij uit, mogt eenmaal de zegezang ter eere van het Lam door u allen worden aangeheven en niemand het vergeten, dat er tegenover deze Hemelsche muziek andere toonen staan, het tandgeknars en nooit eindigend geklaag dergenen over wie de wateren van Gods wraak zich onherroepelijk gesloten hebben! Ziedaar een onvolledig en hoogst oppervlakkig berigt omtrent een man, die tegenwoordig in hooge mate de aandacht trekt. Ongelukkig zijn doorgaans de brieven, welke men al voortreizende schrijft, van geen anderen aard, en de eene dag verdrijft, ten gevolge der uiteenloopende onderwerpen, waarmede zich de geest moet bezig houden, de indrukken en voorvallen van den vorige. Bedaard en fatsoenlijk, gelijk te Londen overal, ging de menigte uiteen, de policemen bestuurden alles ten beste en de orde en geleidelijkheid waren onberispelijk. Ziehier ten slotte wat ons eene knappe vrouw over Spurgeon meedeelde: ‘Spurgeon is one of the celebrities of the day. By many he is called the modern Whitfield. For sometime he has been preaching once on the sunday in the large musichall in the Surrey-gardens, because no chapel can be found large enough to contain his auditors. He has been very useful in bringing multitudes of the careless and indifferent under the sound of the gospel, and though perhaps pre-eminently the preacher of the people, numbers of statesmen, nobles and bishops go to hear him, attracted by the fame of his wonderful pulpittalente. He has his peculiarities, but he preaches the trnth, his eloquence appears to be that of the spirit of God, and of | |
[pagina 64]
| |
hie earnestness and sincerityno man can doubt. I trust in the Lords hands he will be a great blessing.’ Uit het dagboek. - De Londenaars zijn, geloof ik, zoo bijzonder zindelijk, omdat Londen zoo bijzonder vuil is.
Bezoeken worden te Londen eigenlijk niet afgelegd: daarvoor is de stad te groot.
De toeloop naar de groote opera is zoo geweldig, dat er ook 's namiddags ten drie ure voorstellingen worden gegeven: overdag in de comedie, 's nachts in het parlement! Quelle rage ont ces Anglais de vivre à contrepoil!
De Engelschman heeft dit met Portwijn en Champagne gemeen, dat er veel meer van voorhanden is dan het land kan bergen.
Het aanzienlijk overschot van de opbrengst der wereld-tentoonstelling wordt thans aangewend tot het bouwen van eene nieuwe wijk aan den overkant van Kensington-gardens.
Het hoofd van Londen, the city, is warm, zelfs congestieus, maar de extremiteiten, de verste straten van het West-end, zijn koud en missen doorstraling. |
|