Michaël Slory
In een soort duel
Jaloers ben ik toch op de kikkertjes in de modder langs de weg, zoals zij daar hun belletjes op elkaar afstemmen en onophoudelijk door blijven gaan, de hele ochtend door, de hele middag, in koor. Dan weer hoog, dan weer laag. Dat zelfs het dapper geroep van de grikibi wel lapwerk lijkt, en de gedurfde blik van de kokospalm voor de poort niet veel bijzonders inhoudt.
Maar toch: wie wint het duel? Of liever gezegd: waar verliezen de kikkers, en moeten zij het afleggen?
Bij de onverwachte vuilnisbelten!
Van alles ligt er uitgestald. Kapotte dozen, bedorven vruchten, honderden eierschalen, stinkende stukken hondenkadavers, verfblikken, grote en kleine, flessen, plastic zakken.
Alleen al om de vuilnisdienst hoofdpijn te bezorgen. Als die tenminste de zaak serieus neemt met ‘Schoon Suriname’. Immers hier moet het toch schoon zijn. In het binnenland tussen de wouden en de rivieren is het al schoon genoeg. En daar? Daar kunnen wij met deze rotzooi niet terecht.
De kikkers, intussen, houden het heft nog stevig in handen achter mij.