Hoor die tori! Surinaamse vertellingen

[p. 198]

Menno Marrenga
Nummer 2b23

Ik zeg je, je kent hem. Die jongen die met stift dat nummer op zijn schooluniform heeft geschreven. 2b23, zuiver, dat na en. Hij is gek. Eerst droeg hij gewoon straatkleren naar school, maar toen werd hij geschorst. Nu draagt hij wel uniform, maar niet zoals iedereen, maar met dat nummer erop. Daarom is hij gek.

Wie hebben jullie voor biologie? Man, dan heb je geluk gehad. Wij hebben juffrouw Daguede, a juffrouw dati érg, a no sab' neks en daarom schreeuwt ze iedereen, behalve natuurlijk de directeur. Nou altijd a law boi nanga juffrouw Daguede bruyabruya. Wan tron Daguede ben taki dat katten kunnen zien hoe ver ze moeten springen om een muis te vangen omdat ze twéé ogen hebben. Dan a law boi taki: ‘Het is niet waar wat juffrouw zegt. Onze kat heeft maar één oog, en toch vangt hij muizen.’

San! Daguede faya, a bari: ‘Je bent vrijpostig. Als ik zeg dat katten met één oog geen muizen kunnen vangen, dan is dat zo. En voor morgen schrijf je hónderd keer: katten-met-één-oog-kunnen-geen-muizen-vangen.’

Dan a tra dei, a law boi ben lever in en strafwerk, ma dan Daguede si dat a boi ben skrifi katten-met-één-oog-kunnen-wel-muizen-vangen, dan Daguede stuurt hem de klas uit nanga tu ondro strafregels, en tra dei a law boi kon na skoro nanga wan dede rat, só wan bigi dede rat nanga brudu en ala sort sani ini wan plastic, taki: ‘Alstublieft, juffrouw. Onze kat met één oog heeft gisteren deze rat gevangen.’

San! Ala den pikin lafu, dan Daguede nak' a law boi wan big' klap en stuurt hem naar de directeur en een kwartier later roept de directeur Daguede óók op het kantoor, en een half uur later komen ze terug, a law boi nanga wan bigi smile nanga Daguede so faya mek' en rammel John bika en frede fu rammel a law boi. Maar vanaf die dag Daguede ben lúr a law boi, yere.

Die gekke jongen is toen nog een keer van school gestuurd, geschorst voor drie dagen. Dat was nog vóór de vakantie. Y'e sab' soerin, toch?

[p. 199]

Zuiver, dat na en. Soerin had een punaise op de stoel van Daguede gezet. Maar Daguede ziet het dadelijk, en schreeuwt: ‘Wie, heeft, dat, gedaan?’ No wan sma piki aksi, toch, datede Daguede bari: ‘De hele klas strafwerk.’ Ma dan Soerin opo en finga, taki: ‘Juffrouw, hij daar, hij heeft het gedaan.’ A law boi skriki, bika en no ben du nèks, Soerin srefi ben pot' a punaise drape, datede a law boi taki: ‘Ik heb het niet gedaan, Juffrouw.’

‘O nee? Jij bent anders wél altijd de meest vrijpostige in de klas. Als jij het niet gedaan hebt, wie heeft het dan wél gedaan?’

‘Ik ga niet zeggen, Juffrouw. Maar ik heb het niet gedaan.’

‘Weet je dan niet wie, het, wél, gedaan heeft?’

‘Ik weet het wel, Juffrouw, maar ik ga niet zeggen. Ik ga niemand verraden.’

‘Je bent verschríkkeljk vrijpóstig. Zeg, of ik ga je gevaarlijk rammelen.’

Nownow Daguede ben kon so faya, mek' en gi a eri klas furu strafwerk moro, ma gelukkig Soerin opo en finga, taki: ‘Hij heeft het zélf gedaan. Juffrouw, weet toch zelf hoe vrijpostig hij is? Daarom wil hij niet zeggen wie het gedaan heeft.’

A bakanda dati kermis ben d'o kon in' a plein dus no wan sma lob' kisi strafwerk voor de hele klas a dei dati spesrutu, datede mi opo mi finga, taki: ‘Ja Juffrouw. Hij heeft het gedaan, hij doet altijd van die gekke dingen, Juffrouw kan toch zelf zien, hij heeft ook van die gekke dingen op zijn uniform geschreven.’

Dan a er' klas taki: ‘Ja Juffrouw, hij heeft het gedaan.’ Bika Soerin tranga toch, no wan sma wani kis' trobi nanga en. Datede Daguede rammel a law boi kfalik, san! En a boi wordt geschorst voor drie dagen, omdat hij ook nog liegt dat hij het niet heeft gedaan.

Te den dri dei psa, Soerin kon na skoro vlak voor de bel, en in de pauze a tan a seisei fu en bigi brada. Ma a law boi no du neks, a no probeer nèks srefi, doet net of er niets aan de hand is. Datede ala dè pikin prakseri: hij is bezig een heel erg gemeen wraak-plan uit te werken, precies lek' in' a film. Datede Soerin nanga John mek' en fadon tap' a trap, en later den stoot a law boi in' a trens, nanga mi ben sak' en banti te ben na fessei pe no man luku a fietsenstalling; fu warskow en dat als hij nog een keer iets probeert, dat wij dan héél hard zullen terugslaan omdat wij zoiets niet kunnen tolereren. Datede a law boi no ben du neks, hij heeft laatst John zelfs nog geholpen met aardrijkskunde, maar iedereen is bang, niemand weet wat hij in zijn schild voert.

[p. 200]

Gisteravond heeft Juffrouw repetitie gegeven. Bijna iedereen had onvoldoende. Bij vraag drie had iedereen twaalf paar geantwoord, maar Daguede zegt dat zij gevraagd heeft hoeveel paar zwévende ribben een mens heeft, en niet hoeveel ríbben. En dat wij dom zijn en in het vervolg beter moeten luisteren. Dan a law boi op' en finga, taki: ‘Juffrouw, de hele klas heeft gehoord dat Juffrouw ríbben heeft gezegd en niet zwévende ribben, het kan toch niet dat iedereen het verkeerd heeft gehoord, misschien heeft Juffrouw het wel verkeerd gezegd.’

Dalik daguede faya, en bari: ‘Wat dénk je wel. Je bent vrijpostig! Denk je soms dat je het beter weet dan Juffrouw? Wie, in, deze, klas, denkt, nog, meer, dat hij slimmer is dan Juffrouw?’

Ala ten dat' Daguede faya so, a her' klas' kis' strafwerk, datede mi opo mi finga, taki: ‘Juffrouw heeft goed gezegd Juffrouw. Alle kinderen hebben verkeerd geluisterd Juffrouw en zijn dom Juffrouw. Behalve hij denkt niemand in de hele klas dat hij slimmer is dan Juffrouw. Echt waar, ik zweer het Juffrouw.’ Dan a her' klas taki tegelijk: ‘Ja Juffrouw het is echt waar Juffrouw wij zijn allemaal dom Juffrouw.’ Natuurlijk ala dan pikin ben yere dat' Daguede ben taki ribben in plaats van zwévende ribben, ma no wan tra sma law, suku trobi nanga Daguede. Niet soms? Anders krijgt de hele klas strafwerk, toch?

Ma toch Daguede tan faya, en si wan moi okasi fu bar' a law boi: ‘Denk je dat je beter weet dan alle andere kinderen in de klas, en dan je Juffrouw? Altijd moet jij wat bijzonders hebben. De ene keer dit, de andere keer dat. En waarom heb je zo'n raar nummer op je uniform geschreven? Niemand doet dat. Zelfs John draagt zijn uniform normaal.’

‘Maar ik ben John niet, Juffrouw.’

‘Altijd, van, die, vrijpostige, antwoorden! Wie denk je wel dat je bent?’

‘Ik ben nummer 13 op de klasselijst van klas 2b, Juffrouw, en John is nummer 14. Maar omdat we allemaal uniform moeten dragen begrijp ik wel dat het moeilijk is voor Juffrouw om te zien dat we allemaal verschillende mensen zijn, en dat Juffrouw denkt dat we één domme massa zijn waartegen je moet schreeuwen, net als in het leger. Om Juffrouw een beetje te helpen heb ik daarom maar mijn nummer op mijn uniform geschreven. Als iedereen dat zou doen, dan zou Juffrouw zien dat we allemaal verschillend zijn, en hoeft Juffrouw niet meer te schreeuwen en strafwerk voor de hele klas te geven.’

[p. 201]

Yu si nownow? Datede mi no man prei voetbal tide bakanda. Daguede faya moro kropatu, a er' klas kis furu strafwerk. Ala ten a law boi mek' trobi gi unu. Datede w'o nak en, w'o nak en kfalik. Als dat niet helpt, net als de vorige keer, dan weet ik het ook niet meer. Tamara manten ala den boi mus kon na skoro fruku, Soerin, John nanga mi, dan te a law boi kon - paf! W'o brek' en mars. En jij moet óók komen, want in deze moeilijke tijden moeten wij de armen samenspannen. En als je niet komt, dan gaan we jou óók rammelen.

[Helaas onvertaalbaar. Met excuses.]