veel whisky samen en ik liet hem rustig in mijn stoel op het balkon zitten.
Carlo woonde praktisch bij ons en Anita nam bijna geen notitie meer van mij. Niet dat ik te klagen had hoor; o nee! Ze waste, ze kookte, ze streek en ze hield het huis schoon en netjes, zoals altijd. Maar ze was veranderd. Haar vrolijke spontaniteit was verdwenen. Ze deed alle deuren dicht en ze bood niet meer aan om m'n nek te masseren, als ik weer hoofdpijn had. Hoe lang waren we al niet meer naar de boetiek gegaan, om iets leuks voor haar te kopen?
Carlo beheerste haar volkomen, zelfs als hij wel eens plotseling een paar dagen niet kwam.
‘Dienstopdracht,’ zei hij altijd, maar wat hij had gedaan vertelde hij nooit. Vaak bleef hij ook slapen. Dan stond ze 's morgens niet op en maakte ik het ontbijt voor ons drieën. Meestal ging ik verse puntjes halen bij de Chinees op de hoek. Daar hield Carlo van.
Vrijdag kreeg ik ineens m'n kans. Ik was even wat boodschappen gaan doen en bij thuiskomst bleek onze vriend onverwacht weer opgedoken, na een dienstopdracht van een paar dagen.
‘Hallo, ouwe Leeuw,’ riep hij vanaf het balkon.
‘Fa waka, Carlo! Je hebt een nieuwe zonnebril, zie ik.’
‘Ja man, die gouden is gesneuveld; niets waard zo'n dun montuurtje!’
‘Anita is voor een paar dagen naar Commewijne; haar moeder is ziek.’
Dat maakte hem kwaad, want hij had twee dure kaarten voor het songfestival in het nieuwe Indoor-stadion. Hij wilde direct weg, maar een shot Black Label sloeg hij toch niet af.
‘Zeg Carlo,’ begon ik, ‘het is goed, dat ik je ben komen aantreffen. Ik heb net zoiets vreemds meegernaakt en omdat jij van de politie of zo bent, kan jij me misschien raadgeven, no? Je bent in ieder geval niet bang uitgevallen, dat weet ik.’
‘Ik ben nog nooit van m'n leven bang geweest, Ouwe Leeuw; wat is je probleem?’
‘Wel, vanmorgen was ik even naar het graf van mijn vrouw en de baby gegaan. Ze liggen vlakbij een ouder gedeelte en daar zag ik een man nogal verdacht doen. Het leek wel, of hij uit een graf kwam kruipen en zich snel uit de voeten maakte. Hij loerde om zich heen, alsof hij niet gezien wilde worden. Mij had hij niet in de gaten, want er staat zo'n oude mahonieboom daar. Toen hij weg was ben ik gaan kijken. Er is een grafkelder daar, waarvan de steen een beetje opzij is geschoven.