‘Ik ga een hek bouwen, papa, dan kunnen de buurjongens er niet meer bij.’
‘Een goede oplossing, mijn zoon. Maar waar ga je een hek vinden?’
‘Ik ga hout kopen, papa, en de buurjongens gaan voor mij dat hek timmeren.’
‘Zo? Denk je dat de buurjongens voor jou een hek gaan maken dat hen zelf moet tegenhouden?’
‘Ja, papa, want ik ga ze geld geven?’
‘Heel goed, zoon. Voor geld doen mensen alles. Maar waar ga je geld vinden?’
‘Dat ga jij me geven, papa.’
‘Geen sprake van, zoon. Het zijn jouw bacoven, niet de mijne.’
‘Maar over een maand geef ik je dat geld terug, papa.’
‘Nee.’
‘Met 10% rente.’
‘Nee.’
‘20%.’
‘Waar ga jij over een maand geld vinden, zoon?’
‘Over een maand zijn de bacoven rijp, dan verkoop ik ze.’
‘En wie gaat jouw bacoven kopen?’
‘De buurjongens, papa. Want als zij dat hek hebben gebouwd, kunnen ze geen bacoven meer stelen, dus gaan ze moeten kopen.’
‘Hier is het geld zoon. En nu U, meneer... uh... juist ja, wat zei U ook alweer over uw leveringsvoorwaarden?’
Ai - dat was precies de haak in mijn lokaas, en ik had zo zitten luisteren naar het gesprek, dat ik helemaal had vergeten na te denken. Dus vijf minuten later stond ik weer op straat, en pas toen ik thuis kwam ontdekte ik dat meneer K. geld van mij had gekregen - in plaats van omgekeerd.
Enfin, één ding heb ik nu geleerd. Ik doe geen zaken meer met rijke mensen. Ze zijn niet voor niets rijk. Ik probeer mijn plannetje alleen nog maar bij armen - daar valt wel niet zo véél te halen, maar de risico's zijn kleiner. Morgen kom ik bij U langs.