‘Hoe komt het toch dat ik jou nog nooit eerder ben tegengekomen?’ vroeg hij nieuwsgierig.
‘Dat komt omdat ik afstam van een Tijgerkattenfamilie uit de bossen van Sipaliwini,’ was haar antwoord. En verder was ze niet erg spraakzaam. Ba Tigri begon, ondanks haar ontoeschietelijkheid, al een beetje veel verliefd op haar te worden. Maar als hij lief tegen haar wilde doen, snauwde zij hem steeds hatelijk af.
‘Ik ben niet met je getrouwd om van dattem’, herinnerde ze hem steeds weer aan zijn straf, ‘dit is als stráf bedoeld, weet je wel?’
Pus'pusi zette het hele huis van Ba Tigri overhoop en op stelten. Niets was goed genoeg voor haar. Hij moest de inrichting van de kamer veranderen, hij moest in de huishouding helpen, hij moest speciale maaltijden leren klaarmaken, en... hij werd openlijk uitgelachen door de arbeiders en door buren van dichtbij en van ver. Men lachte hem uit omdat Pus'pusi de baas was in huis en Ba Tigri haar gewillige slaaf. En hij, arme jongen, was zo verliefd.
Men had ook medelijden met hem. Hij zag eruit, alsof het hem zeer slecht ging, alsof hij nauwelijks at en zich geen rust gunde, ondanks het feit dat zoveel arbeiders voor hem op de plantage werkten.
Pus'pusi voerde alleen wat uit als ze daar zin in had. Haar tijd besteedde ze aan luieren op het grasveld, aan uitstapjes in de omgeving en naar de districten en het binnenland. En voor de rest deed ze wat artistiekerige dingen als zangoefeningen, want ze wilde, als het huwelijk ontbonden zou worden, haar brood verdienen met zang en toneel en dans. Ook zou ze een flinke som geld eisen vóór ze het huwelijk zou laten ontbinden. Dat hoorde zo, vond de gemene Pus'pusi.
Ba Tigri was rustiger geworden, en deed wat hem opgedragen werd zo snel mogelijk, terwijl er in zijn ogen een hunkering te lezen was naar een blijk van sympathie of liefde van de kant van Pus'pusi. Maar die kreeg hij niet.
Pus'pusi vond er eigenlijk niks meer aan. Ze had gehoopt eens lekker te kunnen vechten, krabben en bijten en blazen, want dat vond ze heerlijk, om haar eigen agressie te kunnen uitleven. Was dit nou werkelijk de weerspannige Ba Tigri die zoveel moeilijkheden had veroorzaakt in het bos en in de stad? Wat was hij dan rustig geworden, hij leek wel een mak schaap, of een trouwe hond zoals hij haar met zijn verliefde trouwe hondeblik volgde. Waarom was er geen vuurwerk, gesis, gegrom en geblaas? Dáárvoor was Pus'pusi in de stemming, níet voor lief gedoe!