waarop ik niet ben gekomen. De koning werd blij, riep een van zijn zonen en gaf die de opdracht om Anansi op te halen.
De koning moest lang wachten en toen zijn zoon met Anansi voor hem stond, verontschuldigde de laatste zich dat hij niet thuis was toen de koning hem zocht.
‘Dat is niet belangrijk,’ zei de koning. ‘Je bent er nu.’
‘Wat kan ik voor u doen, Koning,’ vroeg Anansi daarop, alsof hij niet wist wat de koning hem wilde vragen.
‘Wel broeder Anansi,’ zei de koning. ‘Je hebt me verteld dat de directeur van de dierentuin jouw vriend is, niet waar?’
Anansi knikte en wachtte op de volgende vraag van de koning.
‘Broer,’ vervolgde de koning, ‘net als jij heb ik last van het weer. Ik zou ook willen leven beschut door een dak en muren maar met mijn grootte...’
‘Koning,’ riep Anansi uit, ‘u gaat toch niet in een huis van mensen wonen? Ze schieten u dood!’
‘Natuurlijk niet Anansi,’ antwoordde de koning lachend. ‘Ik wil in de dierenmin. Kan je die vriend...’
Anansi streek over zijn voorhoofd en begon zorgelijk te kijken. Hij zei minutenlang niets terwijl hij wist dat de koning op een antwoord zat te wachten.
‘Wel Anansi,’ zei de koning die zich niet kon beheersen, ‘kan jij jouw vriend niet vragen of ik in de dierenmin mag wonen?’
‘Weledele Heer Koning,’ antwoordde Anansi langzaam. ‘Als uw zoon mij naar de rand van de stad brengt, zal ik zo gauw als mogelijk naar mijn vriend gaan en...’
‘Ga Anansi!’ riep de koning uit van blijdschap.
Een paar uur later waren Anansi en konings zoon terug. De koning hoefde niet eens te vragen wat het antwoord was want van verre riep Anansi dat niet alleen de koning maar zijn hele familie over een uur gehaald zouden worden. De koning was blij en had geen oog meer voor Anansi. Deze ging zitten en keek naar de koning die danste en zong. Anansi wachtte op een beloning. Hij noch de koning hadden het daarover gehad, maar het was de gewoonte in dit rijk dat een grote dienst beloond werd. Even vergat de koning dat, totdat zijn oudste zoon hem het in herinnering bracht. De koning vroeg Anansi direct wat hij wilde hebben.
‘Uw rijk, Weledele Heer Koning,’ zei Anansi. De koning dacht er