Een studentikoze toon
(over Frits Wols, Beeldhouwer van het abstrakte)
Wie de maatschappelijke klassen van de maatschappij wil ineenpassen als de stukjes van een legpuzzel, blijft altijd met een stukje zitten: de studenten.
Ongeacht of zij uit het proletariaat, de bourgeoisie of de elite komen, hun ontvallen deze kaders wanneer zij de poorten van de universitaire alma mater passeren en tot de groep vrijbuiters worden waarvoor een hele reeks karakteristieken bedacht kan worden: geëngageerd en overmoedig intellectualistisch maar soms schijn-diepzinnig, zich bewust van hun kracht en tegelijk zoekend en vrijblijvend, bloedserieus en humoristisch.
En als zij dan aan het dichten slaan, ontstaat er iets wat zelden groots is, maar altijd zijn eigen frequentie bezit: de studentikoze toon. Als er een vertegenwoordiger van deze toon in de Surinaamse letteren aanwezig is, dan is het Frits Wols en ik doel dan met name op zijn gedichten- en debuutbundel Beeldhouwer van het abstrakte (1967).
De verschillende afdelingen van de bundel geven een goede beschrijving van de horizon van de student: Identificatie, Een obelisk van haat voor het oerbeginsel leed, Natuurgedichten, Godsgedichten, Filosofische gedichten en Holland, je bent een kop zwarte koffie.
Juist uit de laatste afdeling zijn twee gedichten bekend geworden, zowel door de voordracht van de dichter, als vanwege het feit dat Shrinivási ze opnam in de bloemlezing Wortoe d' e tan abra. Het zijn ‘De huig r’ en ‘Wie is de Surinaamse literator’ en het zijn beide studentikoze verzen van de meest klassieke soort.
Beide gedichten lenen zich uitstekend voor voordracht en dat