De geest van Waraku
(1993)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdKritieken over Surinaamse literatuur
[pagina 246]
| |
Wat zullen wij schrijven wanneer er niets meer te protesteren valt
| |
[pagina 247]
| |
verschijnen dan nog maar liefst drie bundels: Jachtgebied (1961), Dans op de vuurgrens (1961) en Oe (1962). In 1965 verschijnt De held van Guyana, in 1970 De glinsterende revolutie met een inleiding over het revolutionair proces in Suriname. Verlooghen is in die jaren deel van het geweten van waakzaam, antikoloniaal Suriname: Wij en Europa. Wat zullen wij schrijven wanneer er niets meer te protesteren valt omdat Europa zich heeft bekeerd en ons met rust laat, zullen wij knielen om de hemel te danken zonder de gebruikelijke argwaan dat de oude dief achter onze rug nieuwe plannen smeedt! De strijd wordt hier geschilderd als de onmisbare motor van de dichter. In de jaren zeventig wordt het stiller rond Corly Verlooghen. Weliswaar komt in 1975 Luister meneer de president uit, maar de poëzie van deze uitgave in klaphoes met grammofoonplaatje was al eerder verschenen in De glinsterende revolutie. Corly Verlooghen was inmiddels naar Nederland en Zweden vertrokken. In 1977 verscheen bij de uitgeverij Surivox, dat wil dus zeggen in eigen beheer, de roman De leba is gevangen. De stem van Suriname had zich daarin al duidelijk getransformeerd tot een Latijnsamerikaanse stem. Het thuisfront was Corly Verlooghen wel uit het oog verloren, maar nog niet vergeten. In stukken in de pers vroeg men zich af, waar de revolutionaire poëet uit de jaren zestig, hij die eens regels schreef als ‘ik word steeds meer vuist/en steeds minder gezicht’, gebleven was. Hoe kon het dat een nationalist van zijn kaliber Suriname de rug had toegekeerd? Corly Verlooghen schreef terug: bied mij een kostwinning en ik pak het eerste vliegtuig naar Suriname. De Vrije Stem reageerde prompt; hij kon zo bij dit dagblad aan de | |
[pagina 248]
| |
slag. En Verlooghen keerde terug. Amper voet op Surinaamse bodem gezet, werd hij met vragen en verwijten om de oren geslagen. Op een avond in het Mamio-theater kreeg hij de volle laag. Corly, wat is er met jou aan de hand: dichter en nationalist R. Dobru in confrontatie met dichter en ex-nationalist Corly Verlooghen. Het verweer ging in het tumult verloren. Het duurde niet lang of Verlooghen bevond zich op Bonaire om zich toe te leggen op het muziekonderwijs.Ga naar voetnoot16 Maar eerst was daar nog Juich maar niet te vroeg. Geen ‘identiteitspoëzie’ meer, zoals De glinsterende revolutie nog vermeldde, maar gewoon: ‘gedichten’. De grote afwezige in de bundel heette: Suriname. Verlooghen zegt het zelf al op de achterflap; hij is filosofischer geworden, hij is veranderd na zijn veertigste jaar. Wie de relativiteit van het leven zo scherp stelt en gedichten schrijft met titels als ‘De grap van het bestaan’ en ‘Laat ons van de vogels leren’, wie in zijn poëzie figuren ten tonele voert die zich bezinnen op ‘de leegte van alles wat ik heb nagejaagd’, die staat niet meer op de barricaden.
Daad en woord als liefde en haat
Ik houd het woord gescheiden van de daad.
Het idealisme heeft een geduchte knak gekregen:
Zo heb ik mij verschanst achter
mijn rolgordijn en hoor de wereld tieren
| |
[pagina 249]
| |
over het vogelvrij verklaarde licht
verraden liefde en gemiste kansen
over het paradijs
dat nimmer heeft bestaan.
Deze citaten komen uit de vierde afdeling van de bundel, getiteld ‘De poorten van het onzichtbare’. Zij bevat zowel het meest persoonlijke als het meest beschouwende van de bundel, al moet men dat persoonlijke tussen de geobjectiveerde mededelingen door lezen. Het is in deze afdeling dat de persoon van de twijfelaar spreekt:
Zeldzaam als een vijfpotige hond
is een mens die niet geplaagd wordt
door de chantage van een keuze
Maar iedereen doet alsof
doet alsof.
Dit is de persoon die zich het Panta rhei (Alles vloeit) van Democritus tot beginsel heeft gekozen, zuiver verwoord in het gedicht ‘Zo werd alles’:
Zo werd alles
vanaf het ogenblik dat het er was
Een toon werd muziek
een woord poëzie
en tussen die twee stormt het leven
romantisch als een zonsondergang
verpletterend als een doodsbericht
En alles werd
wat het verlangde
of juist niet had voorzien
| |
[pagina 250]
| |
En alles dacht
dat het vergeefs geworden was
of juist daarom geworden was
voltooid of niet genoeg
En alles wordt
en houdt niet op te worden
totdat het verdwijnt.
Hoeveel zegt een dichter alleen al niet met de titels van zijn gedichten, als Corly Verlooghen in deze afdeling: De poorten van het onzichtbare, Tweestrijd, Duwen of trekken, Het doet, De daad en het woord, Rolgordijn, Dubbelleven, Kringloop leegte, Keuze, Zo werd alles, Juich maar niet te vroeg. De laatste titel is die van wat in feite het laatste gedicht van de bundel is, en dat gedicht luidt zo:
Juich maar niet te vroeg
morgen zal er toch niets veranderd zijn
Elk een behoudt zijn rechters
elke rechter zweert bij zijn gelijk
elk gelijk verdrukt een waarheid
elke waarheid minacht een andere waarheid
Gelast het feest maar af
of bescherm je tegen de leegte
wanneer de laatste gasten
zullen zijn vertrokken
Werp de bloemen in het vuur
of weef er kransen van
voor de laatste eer aan de liefde
| |
[pagina 251]
| |
Woorden zullen van plaats verwisselen
net als de aarde ten opzichte van de zon
maar er zal niets veranderen:
De aarde is er alleen nog maar voor de kuilen
en de kuilen wachten op ons.
Wie regels schrijft als de laatste twee, is in feite klaar. Klaar met de bundel, klaar met de poëzie. Toch volgt er dan nog een afdeling met maar liefst vijfentwintig gedichten die te zamen een bloemlezing vormen van eerder, tussen '60 en '70 in bundels en tijdschriften gepubliceerde gedichten. Ook in die gedichten is Suriname de grote afwezige. Het lijkt alsof Verlooghen heeft willen laten zien dat Juich maar niet te vroeg de voortzetting is van een filosofische lijn die er altijd al in zat. Sterker nog: het lijkt alsof hij zijn nieuwe beschouwingswijze met terugwerkende kracht geldig wil maken. Hij retoucheert het beeld dat wij van het dichterschap van Corly Verlooghen hadden. De titel van die laatste afdeling luidt: ‘Schermutselingen’. Schermutselingen met wie, kunnen we ons afvragen. Met de poëzie, met de historie of met het geweten van de Surinaamse kunstenaar? Of vallen die drie samen? |
|