doet: de lezer leest een bundel en brengt in zijn hoofd het ene gedicht in verband met een ander. Als lezer kom ik op voor het recht van de lezer om dat te mogen doen.
Laten we nu eens zien wat er gebeurt, als we de gedichten afzonderlijk bekijken. Ik neem eerst het tweede gedicht:
Een aardige tekst voor een fabrikant in textielwaren. Hij drukt hem af op een handdoek, die hangen wij naast het fornuis en wij drogen er onze handen aan af. Zoals het klokje thuis tikt, tikt 't nergens. Oost West Thuis Best.
Dan het derde gedicht, ook geïsoleerd:
om de ervaring van gisteren
om te zetten in de daad van
Ja, en verder? Sorry, verder is er niets. We hebben hier te doen met een flard poëzie, niet eens een hele zin. Ik wil niet zeggen dat deze poëzie slecht geformuleerd is of dat zij helemaal leeg en betekenisloos is, maar ze is onaf. In een groter gedicht kan dit stuk heel wel functioneren, maar het wekt nu een verwachting die niet ingelost wordt. De voorzet is er, maar er is niemand om de bal in het