boeiend gemaakt worden door een vlotte speeltrant, door eigen vondsten in te passen en vooral: door er flink het mes in te zetten en gedeeltes te schrappen.
De vraag is natuurlijk of we dan het werk van Sophie Redmond c.s. nog recht doen en of zij blij geweest zou zijn met dergelijke ingrepen. Het antwoord op die vraag is eenvoudig: ja. Geen enkel toneelstuk leeft voordat het door spelers op de planken wordt gezet. Elke tijd stelt zijn eisen aan een stuk, de ene generatie haalt er dit uit, de andere dat. Een goed toneelstuk is tegen die interpretaties bestand en houdt genoeg over wanneer er hier en daar in gecoupeerd wordt. Wat dat betreft is het toneel een paardestaart die vandaag zo waait, morgen zo...
Van Grontapoe na asitere was te voorspellen dat het eerste wat zou verouderen, de voorlichtende scènes waren. Opvoerenden moeten dan ook niet bang zijn daar rigoreus de schaar in te zetten. Thea Doelwijt zegt in een toelichting bij de boekuitgave van de vier stukken, dat een ander stuk, Misi Jana e go na stembus, voor een groot deel al improviserend tot stand is gekomen. Sophie Redmond zou dan ook de eerste zijn om een stuk aan te passen aan de eisen van het moment.
In de opvoering van Spoedig Herstel was het stuk enigszins aangepast aan de samenstelling van de groep. Een scène in het laatste bedrijf tussen javanen op het erf was weggelaten. Een andere rol was toegevoegd: de typische kluchtfiguur van de oude man op strompelende benen die voortdurend commentaar geeft op de gebeurtenissen.
Het hele stuk draait in feite om dat laatste bedrijf: daar vindt de confrontatie plaats tussen de hoogmoedige moeder van Jantje en de erfbewoners die haar duidelijk willen laten voelen, dat het gedrag van deze bekakte madam niet geaccepteerd wordt. De eerste twee bedrijven - de schildering van het karakter van Jantjes moeder, de uitleg van de dokter over bloedtransfusie en de verjaardag van Jan-