Verhalen van een gepensioneerd raadsheer
(over Hugo Pos, Het doosje van Toeti)
In Nederland gebeurt het niet elke dag dat er een debuut verschijnt van een Surinaamse Nederlander/Nederlandse Surinamer/Nederlander van Surinaamse origine (doorhalen wat niet van toepassing is). En het is evenmin gebruikelijk dat iemand nog op zijn 72ste debuteert. De verschijning in 1985 bij In de Knipscheer van Het doosje van Toeti van Hugo Pos combineerde beide zeldzaamheden.
Hugo Pos wordt in 1913 in Paramaribo geboren als zoon van een praktizijn. Hij bezoekt de Hendrikschool en stapt op veertienjarige leeftijd op de boot om via HBS en rechtenstudie de voetstappen van zijn vader te drukken. In de oorlogsjaren reist hij de aardbol rond, hij komt in 1948 weer in Nederland terecht en vertrekt twee jaar later naar Suriname om daar veertien jaar lang de rechtershamer te hanteren. Uit die tijd zullen velen hem nog kennen, onder meer als instigator van literaire avonden, redacteur van Vox Guyanae en schrijver van toneel- en hoorspelen, waaronder het bekroonde Black and White. In 1964 verkast hij weer: hij wordt raadsheer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage en blijft dat tot zijn pensionering in 1983. In die tijd schrijft hij recensies over Surinaamse literatuur in Het Parool en essays en verhalen in verschillende tijdschriften.
Het doosje van Toeti, dat zeven van zijn verhalen bundelt, was overigens niet Pos' literaire debuut, want eerder verschenen twee bundeltjes poëzie, 12 kwatrijnen (1977) en Het tweede dozijn kwatrijnen (1984), waaruit een sceptisch-relativerende kijk op het leven sprak:
Soms denk ik, mooi zo, alles is geweest,
nou niet meer janken en de pret verstoren,