De geest van Waraku
(1993)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdKritieken over Surinaamse literatuur
[pagina 114]
| |
Aanklacht tegen een moeder
| |
[pagina 115]
| |
auteurs, Mangroelal en Ferrier, is die gemengd-etnische afkomst van beslissende betekenis voor hun werk, maar terwijl Ferrier in zijn roman de verzoener is, is Mangroelal toch vooral de aanklager, de officier van justitie voor zijn moeder. Wat die allemaal voor de voeten gegooid krijgt, is niet mals en het feit dat het om een sterk autobiografisch relaas lijkt te gaan - de hoofdpersoon heet Kenny - maakt de zaak nog wranger. Men kan eigenlijk niet eens zeggen dat de moeder haar zoon heeft verwaarloosd, ze heeft hem in feite volkomen genegeerd - afgezien dan van het periodieke pakslaag dat hij kreeg. Zelfs als de moeder naar Nederland komt en haar zoon na tien jaar weerziet, ziet ze hem amper staan. De bron van al deze ellende ligt in het feit dat de zoon zoveel van zijn vader weg had, een persoon over wie we niet zo heel veel te weten komen: hij moet een rokkenjager geweest zijn, hij werd afgrondelijk gehaat door zijn vrouw en hij was een neger. Juist dat negroïde is wat de moeder altijd heeft willen verdringen als zijnde een minderwaardig, een vernederend element in zichzelf. En de zoon die jaren later hierover een brief schrijft aan zijn moeder, realiseert zich scherp wat voor rol hierin de misvormende invloed van het kolonialisme heeft gespeeld. Hoe ijzig de moeder ook staat tegenover haar zoon en hoeveel verwijten de zoon naar het hoofd van zijn moeder slingert, uiteindelijk tempert dat inzicht in de oorzaak toch de toon van de brief. De zoon beseft dat zich iets heeft voltrokken waaraan zijn moeder in diepste wezen niet zelf schuldig is. Hij schrijft tegen het einde ook: En toch wil ik doorgaan. Ik verlang naar u. Ik verlang naar wat u doet. U doet pijn. Ik houd van pijn. Ik houd van wat u doet. Ik houd van u. Die moederliefde tegen wil en dank moet wel oprecht zijn en diep zitten, want het is anders moeilijk voorstelbaar dat iemand zo zijn | |
[pagina 116]
| |
best doet om nog naar een excuus voor haar gedrag te zoeken. Als je het verhaal gelezen hebt, vraag je je af hoe het mogelijk is dat een moeder zo weinig wilskracht heeft om zich te verzetten tegen de haar aangeprate vooroordelen. Maar het is helaas een feitelijk gegeven dat er zovelen zijn die dat niet kunnen. Hoe moeten we dit verschijnsel noemen: psychisch kolonialisme, genetisch kolonialisme of racistisch kolonialisme? In vele opzichten is Distance Call een echt Caraïbische novelle. Natuurlijk in dat belangrijke motief van de etnische vermenging, maar ook in zijn schets van de vrouw in een gezin met de man als flierefluiter, wakaman. De warmte die de ik-figuur ondervond van de zijde van zijn grootouders herkennen we van die grootste onder de (Caraïbische) schrijvers, Gabriel García Márquez, en de drang naar zelfontplooiing van Kenny geeft de novelle ook een plaats in de traditie van de roman van Bea Vianen, Sarnami, hai. Distance Call is een uiterst sober verteld verhaal met zinnen van geringe lengte. Aan een aantal verschijnselen laat zich ook helder aflezen waarom we hier met een debuut te doen hebben dat nog niet in alle proporties fijn afgetekend is. Soms rationaliseert de schrijver in zinnen met een al te filosofische woordkeus: het besef dat het normatieve het perspectief is waarin het negroïde altijd als iets inferieurs gezien wordt. Een beperkt aantal ingelaste gedichten - een procédé waarop sterke prozaschrijvers nooit zullen terugvallen - laten niet de sterkste kant van de schrijver zien. En soms wil de schrijver te literair doen en dat gaat per definitie fout. Zo komt er op tweederde van het verhaal een prachtige mythe voor: de stam van de Uwaka verstoot een kind, het wordt op miraculeuze wijze gered en krijgt een soort Messias-bestemming. Maar deze mythe is niet echt stevig in de novelle vervlochten en blijft als een soort zwevende spiegel voor de vertelling hangen. De novelle van Ken Mangroelal is typisch een van die boekjes waarmee een uitgever probeert een schrijver een goede push te | |
[pagina 117]
| |
geven. De literatuurgeschiedenis schrijft dan later: ‘Zijn talent liet zich reeds zien in zijn debuut, maar zou pas later tot volle wasdom komen.’ Jammer genoeg hebben we niets meer van Ken Mangroelal vernomen.Ga naar voetnoot7 Terwijl toch een enorme onderneming hem wachtte: de vraag is namelijk in hoeverre we in de schets van de hardvochtige moeder in Distance Call, ook het profiel mogen herkennen van de moeder Suriname, Mama Sranan, de moeder die zovelen zo hardvochtig vinden maar die het zelf ook niet allemaal helpen kan. De uitkomst van die psychische en literaire worsteling hebben we van Ken Mangroelal nooit gezien. |
|