De geest van Waraku
(1993)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdKritieken over Surinaamse literatuur
[pagina 91]
| |
Tussen verbeelding en strijd
| |
[pagina 92]
| |
van de Schippersjeugd binnen de Communistische Jeugd Bond en Henk van Moock - communist en verzetsman. Met uitzondering van Judith de Kom hebben zij De Kom niet echt goed gekend en de bijdragen ontlenen hun waarde eerder aan hun schets van de vooroorlogse sfeer en hun onopgesmukte verslagen van wat De Kom voor hen betekende, dan aan werkelijk indringende portretten van de figuur De Kom. Hugo Kooks, bestuurslid van de Vereniging Ons Suriname, benadrukt hoe belangrijk het is om zich voor de ideeën van De Kom open te stellen, ook voor de Surinamers in Nederland die zich betrokken voelen bij Suriname. Roy Wijks, bestuurslid van de sawo, bespreekt verschillende contacten van De Kom: met de kunstenares Nola Hatterman, met de Surinaams-Amerikaanse syndicalist Otto Huiswoud, met Chris van de Montel, de Surinaamse verzetsman die De Kom ontmoette in de Heinkel-fabrieken bij het concentratiekamp Sachsenhausen. Voorts gaat Wijks in op de pogingen om eerherstel voor De Kom te bewerkstelligen bij de Nederlandse overheid. De twee bijdragen die met kop en schouders boven de andere uitsteken zijn die van Nico Wijnen en Theo Para. Nico Wijnen, die een groot aantal functies bekleedt in organisaties van mensen uit het voormalig verzet, doet minutieus uit de doeken welke rol De Kom in het verzet tegen de Duitsers heeft gespeeld. Hij slaagt erin om het bredere historische verband aan te geven, maar tekent ook, als iemand die De Kom van zeer nabij heeft meegemaakt, een indringend portret van Adek. Een voortreffelijk geschreven en gedocumenteerde bijdrage. Een tijd geleden stelde ik een vriend van me voor aan een kennis. Toen ik deze laatste meedeelde dat hij een communist was, kon ik merken dat hij schrok: hoe kon zo'n knappe en aardige jongen nu een communist zijn? De Kom was ook zo'n boeman en Theo Para, hoofdredacteur van Mokro, maakt dat in zijn lange bijdrage, ‘A. de Kom, grondlegger van de Surinaamse communistische gedachte’, | |
[pagina 93]
| |
duidelijk. Hier worden de ideeën van De Kom, die in de voorgaande stukken al te schetsmatig aan de orde waren gesteld, ter sprake gebracht. Ik geef enkele punten uit zijn betoog weer. Theo Para stelt dat De Koms strijd niet gezien moet worden enkel als een strijd tegen de slavernij, maar breder: als een strijd tegen het kapitalistische systeem. Met de emancipatie van 1863 is zij niet opgehouden, want ook loonarbeiders zijn slaven. Dat het marxisme voor een overwegend agrarische maatschappij als die van Suriname na de emancipatie, met ‘arbeidersklasse’ een niet bruikbaar begrip levert, zoals Ben Scholtens beweert, wordt door Para bestreden. Uitvoerig gaat Para in op wat hij noemt de onbeargumenteerde bewering van de ‘metafysicus’ Scholtens, als zou De Kom zich het dialectisch materialisme niet eigen gemaakt hebben. Ook Sandew Hira moet het bij Para ontgelden. Hira heeft zich nogal schamper over De Kom uitgelaten: hij zou geen communist zijn, hij zou op het moment suprême in 1933 de menigte ontvlucht hebben en hij zou van strategie geen kaas hebben gegeten. Theo Para stelt dat De Kom naar de geest wel degelijk een communist was. De ontkenning van De Kom (en in de Tweede Kamer: van David Wijnkoop) dat hij lid zou zijn van de Communistische Partij Holland, kan niet los gezien worden van de onvrijheid en censuur van die vooroorlogse jaren en sproot enkel voort uit bescherming voor De Kom. Hij is wel openlijk lid geweest van de Communistische Partij Holland, Centraal Comité. Para over de censuur op Wij slaven van Suriname: Kunnen we stellen dat ‘Wij slaven’ niet in zijn waarde is aangetast als zo een belangrijke conclusie van De Kom als de noodzaak van de onafhankelijkheid van Suriname is weggelaten?! Theo Para verwijt Sandew Hira ‘kwalijk idealistisch-subjectief’ bezig te zijn. Op die zevende februari 1933 ontvluchtte De Kom de menigte niet, maar probeerde hij door overleg met de gouverneur een confrontatie te voorkomen. Hij wist dat de tijd voor een opstand nog niet rijp was en dat eerst | |
[pagina 94]
| |
nog gewerkt moest worden aan het ‘strijdvaardig klassebewustzijn’ van de mensen. De Kom was zich dus wel degelijk bewust van strategie en tactiek in de arbeidersbeweging. Theo Para over De Kom: Adeks gedachtengoed heeft een duidelijke innerlijke samenhang, welke haar sociale grondslag vindt in een uitgesproken klassekarakter. Deze openlijke partijdigheid gaat bij Adek samen met een objectief onderzoek naar de concreet-historische situatie in Suriname. Para stelt dan ook: ‘Wij slaven’ is in zijn toepassing van de materialistische dialectiek op het gebied van de geschiedschrijving van Suriname tot nu toe onovertroffen. De betekenis van De Kom ligt in zijn denken. Zijn deelname aan de feitelijke strijd op Surinaamse bodem is maar van korte duur geweest, zoals bekend, werd De Kom al snel na zijn terugkeer verbannen. Para: De pogingen van sommige publicisten, die afwijzend staan tegenover de ideologie van De Kom, om deze verdienste te kleineren onder het mom van het opwaarderen van anderen, moeten dan ook teruggewezen worden. Tegelijkertijd moet de officiële persoonscultus in ons land rond De Kom ontmaskerd blijven worden als een van de meest schadelijke vormen van vervalsing van zijn werkelijke ideeën. Analyseert Theo Para hier de inhoudelijke kant van De Koms gedachtengoed, toch is hiermee een belangrijk facet van Wij slaven van Suriname als ‘groot werk dat niks van zijn waarde heeft verloren’ onbesproken gebleven. Wij slaven van Suriname is ook een essay, een literair werk, dat dus niet enkel overtuigt om zijn ideeenwereld, maar ook door de vorm waarin die ideeën zijn gegoten. Misschien ligt het juist wel aan die vormgeving dat sommige historici het analytisch-synthetisch gedachtengoed van het boek niet op zijn juiste waarde schatten: Johan Huizinga, Hélène Nolthenius, Umberto Eco en Emmanuel Le Roy Ladurie worden ook vanwege hun sterk beeldende geschiedschrijving wel eens wantrouwend aangekeken. Bij Sandew Hira bijvoorbeeld krijg je niet de indruk dat wanneer hij De Kom een literator noemt, daarmee iets positiefs | |
[pagina 95]
| |
uitgedrukt wil zijn. Ik geloof juist dat veel van de overtuigingskracht van De Kom op het conto moet worden geschreven niet enkel van zijn visie-op-zich, maar juist ook van de wijze waarop hij die verwoordde. Klemmende vraag is dan: in hoeverre is die vorm mede bepaald door Jef Last, de auteur van Brieven uit Spanje (1936), de man voor wie het woord ‘vrijheid’ een misschien wel iets andere, maar niet een minder belangrijke betekenis had dan voor Anton de Kom? Helemaal helder zal de kwestie van het auteurschap misschien nooit worden. Interessant is wel het getuigenis van Johan van de Walle, de journalist en romanschrijver die Jef Last persoonlijk goed kende uit de tijd van hun gezamenlijke vooroorlogse jaren bij het tijdschrift Links richten. Hij is er heilig van overtuigd dat het schrijfwerk door Jef Last is gedaan. ‘Bij Last thuis zag ik een donkere schim voorbijschieten, iemand die zorgvuldig verborgen moest blijven. Het was de tijd dat veel werk collectief ontstond, maar daar maakte je geen praat van. Last deed het schrijfwerk van Wij slaven van Suriname. Die schim in zijn huis was Anton de Kom.’ Maar of De Kom nou wel of niet lid was van de Communistische Partij, of hij nou wel of niet alle komma's en punten van Wij slaven van Suriname zelf heeft verzonnen: uiteindelijk is toch het enige wat telt het gedachtengoed, en er zal toch niemand in zijn hoofd halen om dat ideeëngoed aan Anton de Kom te ontzeggen? In die zin denk ik dat het opstel van Theo Para nog een laatste stuiptrekking is geweest van de soms schrikbarend dogmatische, ofte wel drammerige wijze van opereren in bolbuikig retorische stijl van de kameraden van de sawo en het tijdschrift Mokro van vóór de val van de Berlijnse muur. In recentere opstellenGa naar voetnoot5 lijkt Para meer een kant op te gaan waarin hij zorgvuldiger omspringt met de stijl van zijn stuk- | |
[pagina 96]
| |
ken en dat is pure winst. Gecombineerd met zijn analytische gaven en zijn consequent humanistische opstelling kan uit hem een essayist van formaat groeien. Juist op dezelfde dag dat ik A. de Kom zijn strijd en ideeën lees, zie ik George Steiner in een televisie-interview. De emoties worden hem te machtig als hem gevraagd wordt hoe het mogelijk is geweest dat niets verhinderd heeft dat in een 2000 jaar oude, westerse beschaving toch de barbarij van het nazisme en fascisme de vorm kon aannemen die het vóór en met de Tweede Wereldoorlog aannam. Steiner haalt het voorbeeld aan van Richard Wagner die op dezelfde dag dat hij stukken componeerde voor de opera Die Meistersinger von Nürnberg, een van de pronkstukken van de humanistische beschaving, brieven schreef over de noodzaak van het uitroeien van het joodse ras. ‘Hier voltrekt zich een volstrekt mysterie voor de mens’, zegt Steiner, en de schok die dit soort tegenspraken van cultuur en barbarij teweeg heeft gebracht bij een intellectueel en cultuurkenner als George Steiner is van zijn gezicht af te lezen. Hij waarschuwt: ‘Wie zich overgeeft aan teveel verbeelding en teveel abstractie, loopt het gevaar steeds minder menselijk te worden. De hoogtepunten van de beschaving staan ver weg van de realiteit, die altijd vulgair is, chaotisch, vormeloos, maar die wij nooit uit het oog mogen verliezen juist omdat die zo menselijk is.’ Ik realiseer me dat een aantal van de bijdragen uit A. de Kom zijn strijd en ideeën weliswaar niet vulgair, maar toch wel vormeloos en chaotisch is, maar dat zij hun waarde ontlenen aan het zicht dat zij geven op de geschiedenis van mensen. Ik realiseer me dat Wij slaven van Suriname een samengaan is van realiteit en verbeelding, let wel: niet in de betekenis van fantasie. Ik realiseer me dat de anti-cultuur, de anti-beschaving De Kom in het concentratiekamp en ter dood heeft gebracht, dat het zonder verbeeldingskracht nooit zal lukken met Suriname, maar ook hoezeer Steiner gelijk heeft dat anderzijds een teveel aan verbeeldingskracht, een teveel aan fictie | |
[pagina 97]
| |
dodelijk onmenselijk kan zijn. De Kom heeft begrepen dat ergens tussen die twee bakens in, de juiste weg gekozen moet worden. |
|