Een Surinaamse Zola
(over M.Th. Hijlaard, Zij en ik)
De negentiende-eeuwse Franse romanschrijver Emile Zola beschouwde zijn romans niet primair als literatuur, maar als een vorm van wetenschap. Hij documenteerde zich dan ook terdege alvorens hij aan een roman begon. Hij maakte studie van de Parijse dakgoten en bezocht fabrieken om produktieprocessen van a tot z in detail te kunnen beschrijven.
De twintig delen van zijn Rougon-Macquart-cyclus werden dan ook door historici bestudeerd om er informatie uit te putten omtrent het proces van industrialisatie en de opkomst van het kapitalisme in de negentiende eeuw en medici verwezen naar L'assommoir (De kroeg) vanwege Zola's schildering van het proces dat een alcoholicus doormaakt.
Zo ook is het niet ondenkbaar dat historici het in 1978 verschenen Zij en ik van M.Th. Hijlaard gaan analyseren om de rijkdom aan informatie die het boek bevat omtrent het leven van rond 1900.
Nu wil ik niet direct beweren dat we met Zola en Hijlaard twee gelijkwaardige schrijvers hebben, maar dat we met Zij en ik een bijzonder boek in handen hebben, staat als een paal boven water. Hijlaard beschrijft het alledaagse leven op een erf in Paramaribo. De petite histoire die hij geeft is een aaneenschakeling van voorvallen die op zich bijzonder zijn, of vooral die bijzonder worden door de wijze waarop Hijlaard ze beschrijft. Nergens bespeurt de lezer de ondertoon van: vroeger was alles beter, en toch straalt dit proza een sfeer uit die door haar warmte slechts melancholie kan opwekken bij diegenen die deze cultuur gekend hebben. Gekend hebben, ja, want ik vraag me af hoeveel van de creoolse cultuur die Hijlaard beschrijft nog levend is buiten het naks-theater, hoeveel er weer-