De geest van Waraku
(1993)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdKritieken over Surinaamse literatuur
[pagina 76]
| |
Hoofden van de Suriname
| |
[pagina 77]
| |
keerd niet minder. Er is nauwelijks een boek van hem denkbaar dat niet evenveel Surinaamse bestrijders als bewonderaars heeft opgeleverd. Eigenlijk was het al mis met zijn eerste roman Zuid-zuid-west van 1926. Die was geschreven voor Nederlanders, vond men; maar in Suriname bestond er toen geen leespubliek, voerde men tot zijn verdediging aan. Eigenlijk is de titel al fout, zei Hein Eersel eens in een openbare discussie. Die titel verraadt dat hij vanuit Nederland redeneert, anders had hij zijn boek Noord-noord-oost genoemd.Ga naar voetnoot4 Maar als hij zijn boek zo genoemd had, had hem het verwijt getroffen zich tot Nederland te richten. En zo kaatst het pingpongballetje heen en weer. Vergelijkbare discussies werden en worden gevoerd rond De stille plantage (1931), nog steeds een van de meest gelezen romans in Suriname. Al voor de Tweede Wereldoorlog was Helman een van de eersten die poëzie in het Sranantongo schreef, die kon toch moeilijk tot de Nederlandse letterkunde worden gerekend. En met elke publikatie van Helman rees zo weer de vraag: waar staat die man?: met het Surinaams Passiespel van 1960, met Zaken, zending en bezinning, kroniek van de firma Kersten, uit 1968, met Cultureel mozaïek van Suriname uit 1978, met De foltering van Eldorado uit 1983, om maar een greep uit het vele gepubliceerde te doen. En dan is daar Hoofden van de Oayapok!, en al in de toelichting vooraf doet Helman zijn best om zijn positie van, zoals Frank Martinus het treffend noemde, eenzame jager te consolideren. Suriname wordt nergens genoemd, op pagina 7 echter spreekt hij over ‘mijn eigen Guyanese stamland’ en dan zijn we meteen weer in het bekende idioom van Helman beland; hij had zijn naam niet eens meer op | |
[pagina 78]
| |
het boekomslag hoeven te vermelden. Weer die merkwaardige combinatie van affectie in de woorden ‘mijn eigen’, distantie in ‘stamland’ en eigenzinnigheid in ‘Guyanese’: zijn ideeën over de toekomstige grote Guyanese natie zijn genoegzaam bekend sinds zijn met gloed van overtuiging gebrachte ecologische geschiedenis van de vijf Guyana's, De foltering van Eldorado. Wat Helman in dat grote essay uitwerkte, vindt ten dele zijn verbeelding in het proza van Hoofden van de Oayapok! Beide boeken, uitgebracht met dezelfde lettertypes en in dezelfde kleur omslag, markeren Helmans plaats als Caraïbisch schrijver in de diaspora, de plaats van de Mittelholzers, de Naipauls, de Cairo's: kritisch, wrevelig en tekenen tonend van claustrofobische gevoelens wanneer zij de grenzen van hun land van herkomst overschrijden; nostalgisch, idealiserend en vervreemd, wanneer zij jarenlang afstand hebben genomen van hun ‘stamland’ en hun werk de zaken in Caraïbisch of mondiaal perspectief wil zetten, het oog gericht op een mondiaal publiek. Hoofden van de Suriname, grootvaders en broeders van mijn vader, vrienden! Hoezeer moet Albert Helman zich niet hebben trachten te identificeren met de indiaan Malisi, hoofdpersoon uit Hoofden van de Oayapok! Deze keert, na jarenlang in de westerse wereld te hebben vertoefd, terug naar zijn stam. Maar hoeveel moeite hij zich ook getroost, het lukt hem niet de kracht op te brengen voorgoed bij zijn stam te blijven. Een samengaan van noodlottige omstandigheden en kritiek zijnerzijds op de stamgebruiken drijft hem weer weg. Zijn levensgang trekt aan de lezer voorbij in vijf redevoeringen, de laatste waarvan, veertig jaar na de eerste vier, afgestoken wordt door de tot Marius Renois omgedoopte Malisi, die geëerd wordt om zijn verdiensten als antropoloog. Deze laatste redevoering - die in haar voorliefde voor ongebruikelijke woorden 't sterkst gekleurd is door Helmans eigen taalgebruik - is de meest aangrijpende van de vijf. Hier maakt Malisi/Marius de balans op van zijn leven en moet constateren hoezeer hij een gespleten leven | |
[pagina 79]
| |
heeft moeten leiden. Voor de ogen van de leden van het Internationaal Genootschap van Antropologen verandert de geleerde Marius voor enkele momenten in de indiaan Malisi: Ik neem aan dat onze... ons Presidium hiermee akkoord gaat. De Indianen, de Oayampi, de Iwan... tina... de... allen zij zullen de prijs... op... ik bedoel... ik meen ... zij Dames en heren, vergeeft mij dat ik enkele ogenblikken mijzelf niet geweest ben en Marius Renois, de wetenschappelijke objectiviteit vergetend, zich een moment te zeer vereenzelvigd heeft met een zekere Malisi, een Oayampi naar wie ik ook gezocht heb, sinds ik hem tientallen jaren geleden in tranen achterliet aan de oever van de Oayapok. Het is niet moeilijk om in deze passage de Albert Helman te herkennen die, zich bewegend tussen identificatie en afstandelijkheid, emotie en verstand, zijn positie ten opzichte van Suriname defini- | |
[pagina 80]
| |
eert. Al even typerend voor Helman is dat hij zich in laatste instantie tot het westen richt; een pleidooi voor de wijsheid en waardigheid van de indianen die alleen maar kunnen blijven voortbestaan buiten het contact met de westerse wereld om. De noodkreet van het stervende stamhoofd Taliapo uit de vierde redevoering, krijgt zo zijn echo in de oratie van de geleerde Marius Renois. Diens redevoering geeft tevens een analyse van de westerse maatschappij waarin schuldbesef en gebrek aan schaamte openheid in de weg staan, resulterend in allerlei minderheidsproblemen en racisme. Die analyse kan de hedendaagse Surinaamse maatschappij evenzeer ter harte nemen, in zoverre die samenleving er niet in geslaagd is de feilen van de westerse maatschappij te vermijden. Helmans analyse is verwoord in een even oorspronkelijke, hecht gestructureerde als stilistisch geslaagde, artistieke vormgeving. We kunnen er ons met een schouderophalen van afwenden. Dan ontlopen we een lastig en, vooruit maar weer: eigenzinnig observator. Maar dan mogen we ons ook wel realiseren dat we commentaar ontlopen dat weliswaar niet specifiek Surinaams is (voorzover daar iets bij voor te stellen valt dan), maar dat toch genoeg bevat wat voor Surinamers het overdenken waard is. En dat is typisch Albert Helman. Ik ben nieuwsgierig naar wat gij mij nu of later zult willen zeggen. Ik zwijg nu. |
|