No 2803.
Christiaan Huygens à B. de Volder.
[19] avril 1693.
Appendice au No. 2802.
La minute se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Haghe den...Apr. 1693.
Mijn Heer
Ick bedanck UE. nochmaels van UE gedaene Correctie in mijn Rekening, en UE vorderene aenmerckingen die in dat tegenwoordigh Examen der genomene Proeve van Lengdemetingh seer considerabel sijnGa naar voetnoot1).
Evenwel soo blijft dit seecker dat volgens de Observatien van M. de Graat (sijn misrekeningen verbetert sijndeGa naar voetnoot2), en mijne Instructie simpelijck naegekomen) de Lengde tusschen S. Jago en de Caep de B. Esp.e van seer nae 48 gr. door het horologie is afgemeten, en dat dit met de Caerten van Visscher en BlaeuwGa naar voetnoot3) seer wel overeenkomt. Mijn abuijs in 't pointeren van eenighe Lenghdens van 't schip en beletten niet, gelijck UE weet, dat die conclusie waer zij, alhoewel dit abuijs bij mij geredresseert sijnde in de nevens gaende Caert, de cours nu veel naeder aen de Cust van Brasilien komt te vallen dan ick gemeent hadde. Dit tot hier toe kan UE. soo ick geloof aen de Heeren Bewinthebberen verseeckeren waer te sijn.
Dat men nu hier uijt soude konnen besluyten de perfectie deser Lengde metingh genoegsaem gedemonstreert te sijn, of naerder als door de voorgaende proef van Ao. 1687Ga naar voetnoot4) wil ick niet pretenderen want niet alleen UE remarque ontrent de veranderlycke daghelycksche verachtering van thorologie van S. Jago waergenomen, en laet sulx niet toe, maer oock de onsekerheijdt der stellinge van Lengden in de Caerten soude sulk besluyt twijffelachtigh maecken al hadde het horologie noch soo wel gegaen. en sal altydt soo doen behalven als men gelegentheijdt heeft om de Lengde van 2 selfde plaetsen, op de heen en weerreys te meten, of dat het Lengde-verschil door seeckere observatie aen de omloopers van Jupiter geobserveert zij.
Het is mij genoegh dat men sien sal uyt UE en mijne aenmerckingen dat, (selfs niet tegenstaende de voorsz. onsekerheden) het horologie veel beter effect gedaen heeft op de reys van S. Jago naer de Caep als het volgens de verkeerde rekening van de Graef scheen gedaen te hebben: En dat het voorts onschuldigh is aan de groote buytenspoorigheijdt die hij op de weerreys bevonden heeft. welcke twee