Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
[105] Loosduijnen.(aant.) (aant.)Geen looser duijn dan 't mijn, geen graselooser stoff,
Oock op mijn krachtichste geen dorrer Monick-hoff:
Noch lev' ick inden mond van gierigh' ondervinders,
Die geen verwondering en stellen voor mijn' Kinders;
5[regelnummer]
Danck hebbGa naar voetnoota Griet Floriskind, en 'tvinnigh bedel-wijff
Die heel den Almanack dé krielen uijt haer lijff,
En 't halve Jaer na Jan, en 'thalf na Lijs sagh noemen.
Men magh groot Amsteldam om 'tjegenwoordigh roemen,
Mij viertmen om dat was; Zoo doetmen Roomen oock,
10[regelnummer]
Dat was een schooner Vier, maer wat verschilt de roock?
|
|