Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
[91] Schiedam.(aant.) (aant.)
Ga naar voetnoota Twee Stroomen scheiden mij van 't achterleggend' Land,
De derde sluijt den ring en geeftse beij de hand:
In't midden staet mijn stoel op welgesteunde stijlen;
Daer oeffen ick mijn' Jeugt op't noodigh kennep-quijlen,
5[regelnummer]
En 'truggelingh gespinn, Die reckt haer spinsel uijt
Tot dat het licht en dicht den Haring-buijt besluijt,
En t'mijnent binnen sleept, van daer hij met mijn' Brieven
Noch eens ter Zee geraeckt de Werelt gaet gerieven.
Die mij klein Rotterdam en groot Delfshaven noemt
10[regelnummer]
Heeft niet te laegh gelaeckt en niet te hoogh geroemt.
|
|