Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
oefeningen van dat jaar stuk voor stuk behandeld heb, rest mij alleen nog te vertellen dat mijn vader in de maand augustus bereidwillig inging op het verzoek om ontslag van Dedel. Zeven volle jaren geleden al was Dedel, in de woorden van Seneca aan het adres van Nero, ‘belast met de zorg voor onze voorbereiding op de toekomst.’oaant. Nu leken wij voldoende gevorderd om wat betreft de letterenstudie voortaan, zoals dat heet, ‘zonder kurk te kunnen zwemmen’.oaant. Voor wat de rechtenstudie aangaat, mochten wij rijp geacht worden voor de universiteit en ook voldoende toegerust om desgewenst op eigen gelegenheid de beginselen van het recht aan te leren. Er was dan ook geen enkele reden om Dedel nog langer het vruchtgebruik van zijn eigen studie te onthouden. Eenmaal vrij vertrok Dedel naar Leiden voor de openbare verdediging van zijn juridische theses over Onderpand en hypotheek. Hij had deze al klaar liggen ten behoeve van een private promotie.oaant. Bij de verdediging oogstten zijn scherpzinnigheid en geleerdheid zoveel lof, dat wij het als een eer en een zeer groot geluk beschouwden voor onze opleiding zo'n gouverneur gehad te hebben. Kort daarop werd hij beroepen naar Heusden om de bezittingen van een welgestelde douairière te beheren. Ook vond hij de tijd en de gelegenheid om conform het gebruik onder Nederlandse jongeren een reis door Frankrijk te maken. Tenslotte keerde hij weer terug bij het Haagse Hof. In die arena deed hij zoveel ervaring op, dat hij de waardigheid die hij daar kreeg (ik geloof dat ik dat al verteld heb) en die hij nog steeds met verve bekleedt, ten volle verdiend lijkt te hebben. Ons gezin bewaarde zulke goede herinneringen aan hem, dat hij de zegen en de medewerking van ons allen had toen hij met ons familielid Isabella de Vogelaer ging trouwen.oaant. Nog steeds aan haar zijde leidt hij, nu vader van een talrijk en veelbelovend kroost, een gelukkig leven en ik hoop dat deze meest integere vriend dat nog lang in goede welstand mag doen. |
|