Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdSchermenIn ditzelfde jaar begon mijn vader te zinnen op een lichaamstraining, die ontspanning zou brengen bij onze intellectuele bezigheden. Hij vond dat zijn kinderen moesten beschikken over alle middelen die hun tot leeftocht konden dienen, in wat voor levensomstandigheden dan ook. Zelfs de wapenhandel behoorde daartoe. Dankzij de jarenlange onvergelijkelijke toewijding en inspanning van de verheven prins Maurits was het nu zo dat wij, om met een krijgskundig auteur te spreken, ‘een overvloed aan goed onderlegde soldaten hadden, de belangrijkste garantie voor stabiliteit, geluk en roem van de staat’.oaant. In dat opzicht deden wij absoluut niet onder voor de oudheid, waarvan dezelfde auteur zegt ‘dat de krijgsdiscipline zo streng gehandhaafd werd, dat de wapenmeesters zelfs een dubbele jaarwedde kregen’.oaant. Er is nooit een tijd geweest die een wapenleraar of een drilmeester gekend heeft van de allure van Maurits. Voor het geval de beoefening van die prachtige kunst door de achteloosheid van onze tijd en door een bedenkelijke achteruitgang ooit in verval mocht geraken, heeft hij aan het nageslacht heel bijzondere platen nagelaten als een onvergankelijk bewijs | |
[pagina 117]
| |
van zijn wakkere moed en toewijding. Daarop heeft hij de opstelling en de regels van een volledige militaire exercitie in haar totaliteit door de schilder De Gheyn sr. laten uittekenen. Dat was een nobel en zeer nuttig idee, waarvan niet alleen de Nederlanders, maar de soldaten van heel de christelijke wereld de vruchten geplukt hebben. Zoals de Romeinen dat volgens een bekende aantekening van Josephus ook gedaan hebben, dient men te voorkomen dat ‘de oorlog onze eerste kennismaking met de wapens is’.oaant. Daarom zorgde Maurits dat in de eerste plaats zijn eigen lijfwacht permanent, zelfs midden in de tijd van het bestand, werd gedrild ‘met exercities te velde’,oaant. zoals het bij Plinius heet. Een lid van deze lijfwacht, Pierre du Moulin, een kapitein zoals er tegenwoordig niet veel meer zijn, werd door Maurits aangewezen om als een Proteusoaant. voor De Gheyn model te staan voor de uitbeelding van al de verschillende bewegingen en standen van de infanterist.oaant. Niemand immers kon zich meten met deze man, of het nu ging om het hanteren van de wapens of om lenigheid van lichaam. Omdat mijn vader dit ook had geconstateerd, vond hij dat hij onze leraar moest worden, en niemand anders. Toen wij nu enkele weken lang eenmaal per dag door hem getraind waren, waren wij al zo ver dat wij alle soorten wapens, die bij ons door de soldaten gebruikt worden, elegant en behendig konden hanteren en ‘alle bijbehorende bewegingen en handgrepen’oaant. beheersten. Du Moulin bleef dan ook almaar herhalen, dat hij mocht wensen dat iedere soldaat van zijn eigen garde zo goed opgeleid zou zijn en even goed ‘uitgerust voor zijn krijgsmanstaak’oaant. als deze leerjongetjes. Het duurde niet lang of wij hadden het doel bereikt dat mijn vader voor ogen had. Laat nu niemand denken dat de wijze oude man onze jeugd verpestte met een nutteloze en overbodige bezigheid. Hij beoogde daarmee namelijk nog een tweede doel. Mochten wij ooit in staatsdienst komen, dan mocht het departement van deze dienst, dat gezien de permanente staat | |
[pagina 118]
| |
van oorlog in ons vaderland van het grootste belang was, zeker geen schade ondervinden van onkunde aan onze kant. Hij had zich terecht meer dan genoeg geërgerd aan al de fouten die er in het staatsbestuur gemaakt werden, juist door hen die verantwoordelijk waren voor de uitvaardiging of naleving van uitvoerende maatregelen. Mede op grond van deze zelfde overwegingen vond hij het noodzakelijk dat wij op deze leeftijd ervaring opdeden in alles wat met paardrijden te maken had. Daarvoor gaf hij ons de opdracht enige weken lang de stal van de Prins te bezoeken. Het jaar 1609 gaf reeds aanleiding hiervan verslag te doen; ik hoef daar nu dus niet op in te gaan. |
|