Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdPortretschilders; Van Ravesteijn en Van MiereveltTenslotte zijn er nog de schilders (en dat zijn niet de geringsten) die zich met het menselijk gelaat bezighouden. Zij verdienen misschien niet zoveel bewondering, omdat zij al hun krachten concentreren op een enkel uiteinde van het menselijk lichaam. Toch hebben zij een edel en voor het mensdom onmisbaar beroep. Dankzij hen gaan wij in zekere zin niet dood en houden wij als nageslacht contact met ons voorgeslacht. Dat is een genoegen waar ik zeer aan hecht. Ik ken dan ook geen groter plezier dan dat het mij vergund wordt om de geportretteerde gelaatstrekken te aanschouwen van iemand, over wiens levenswandel ik heb gelezen of horen vertellen. Het maakt niet uit of het om een goed of slecht mens gaat. Men kan zeggen wat men wil, maar de gelaatsuitdrukking is een unieke openbaring van | |
[pagina 82]
| |
iemands ziel. Ik ben dat meer door eigen ervaring en observatie gaan inzien, dan door aanwijzingen van anderen. Een uitblinker in het genre was mijn voortreffelijke plaatsgenoot Paulusoaant. van Ravesteijn en hij is dat nog, al blijft hij enigszins onder zijn niveau sinds hij, lang na zijn terugkeer uit Italië, in zijn nobele en eens zo frisse manier van schilderen weer iets is gaan toelaten van de oude zuurdesem,oaant. iets van de trekken die zijn land van herkomst verraden. Ik heb het een keer meegemaakt dat hij in het huis van mijn vader oog in oog stond met een van zijn eigen vroege werken. Met de hem eigen onbevangenheid bekende hij, dat hij nu niet meer de pretentie zou hebben nog iets te maken dat het zou halen bij zijn jeugdwerken, laat staan dat het deze zou overtreffen. Maar waarom nog langer blijven staan bij figuren van de tweede rang? Ik kan de rest laten rusten en volstaan met de naam van Michiel van Mierevelt, in dit genre facile princeps. Wie of wat deze naam betekent, is genoegzaam bekend, niet alleen in Delft, Holland, de Nederlanden of Europa, maar, zo dunkt mij, in heel de wereld. Zeker, onze voorouders hadden Holbein en Pourbus en anderen, mijn hemel, allen figuren die eeuwige roem verdiend hebben. Onze Van Mierevelt echter, die hen over de gehele linie evenaart, stijgt naar mijn smaak in één opzicht nog boven hen uit. Niemand heeft namelijk ooit kunnen constateren, dat hij niet zichzelf was, dat hij zijn doel uit het oog verloor, dat hij, zoals dat heet, van zijn spoor afweek. Maar al te vaak zie je portretschilders in overdreven ijver de eigen beperkte aanleg en de realiteit geweld aandoen en tot iets gekunstelds vervallen. Zij zijn er heilig van overtuigd de natuur in al zijn eenvoud te imiteren, maar in feite zetten zij haar een masker op. De ogen krijgen een woeste levendigheid, de neus een starre gezwollenheid, de mond een gemaakte charme alsof hij zo zou kunnen gaan spreken, de hals en de borst een hoe dan ook onmogelijke verdraaiing, zodat de geportretteerde die het bekijkt, zichzelf in zijn eigen portret moet | |
[pagina 83]
| |
zoeken en de indruk heeft ‘dat het verhaal wel over hemzelf gaat, maar een andere titel heeft gekregen.’oaant. Inderdaad, hoe waar is Seneca's uitspraak over de nabootsing: ‘De afbeelding blijft altijd achter bij de realiteit.’oaant. In dit verband citeer ik daarom altijd graag de bekende woorden van Tacitus: ‘Tussen kunst en bedrog loopt blijkbaar slechts een dunne scheidslijn.’oaant. Als iets namelijk met overmatige ijver gedaan wordt, wordt het tenietgedaan, en als iets precies naast de deugd ligt, wordt het ondeugd. Bij Van Mierevelt ligt de kunst geheel op één lijn met de natuur en de hele natuur ligt vervat in zijn kunst. De oorzaak hiervan laat zich gemakkelijk raden. Als iedereen deed wat hij doet, zou er tegenwoordig minder verwarring en minder ondoorzichtigheid zijn. Hij zoekt de werkelijkheid en omdat het uiterlijk van de werkelijkheid, zoals wij al zeiden, simpel is, vindt hij haar, doordat hij haar haar eigen gewaad laat en haar vrij houdt van alles wat vreemd is. Terzelfder tijd is zijn eigen inbreng als kunstenaar van het hoogste gehalte. Met name de zachtheid van het vlees, die men zelden tot uitdrukking brengt, weet hij met een schier onnavolgbare trefzekerheid weer te geven. Let men op 's mans verdere manier van doen, dan ziet men daarin zijn trant van schilderen weerspiegeld. Bij de behandeling van moeilijke onderwerpen is zijn optreden, zijn houding en zijn taalgebruik eenvoudig. Met opzet verschuilt hij zich achter een masker van onwetendheid en de deskundigen maakt hij het daarmee knap lastig. Voor alles wat de mens aangaat, is er een tijd van groei, van stilstand en van achteruitgang. Zo is ook deze reus reeds lang de fase van de neergang ingegaan en geldt voor hem wat ik zei van Van Ravesteijn, dat hij het werk, gemaakt in de kracht van zijn leven, eerder bewondert dan dat hij het nog evenaart; overigens nog altijd met dien verstande, dat hij onder alle schilders de zegepalm blijft dragen en zelfs bij de afname van zijn capaciteiten nog bewijst hoezeer hij superieur was aan de knapste schil- | |
[pagina 84]
| |
ders uit alle eeuwen. Ik kan dan ook niet anders dan wensen dat wij hem nog lang mogen behouden, zelfs nu hij zijn roem en zijn talenten heeft overleefd. Ik beschouw het als een eer tot zijn beste vrienden te behoren. |
|