Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdHendrik Goltzius en anderenIk zou er prat op kunnen gaan dat ik behalve onze vrienden De Gheyn ook Hendrik Goltzius persoonlijk gekend heb, maar toen was ik nog een kind en niet in staat tot een oordeel over de wondere werken die hij in zijn leven gemaakt heeft. Als ik mij goed herinner, ben ik in Haarlem, waar hij woonde, samen met mijn broer een keer toevallig bij hem aan huis geweest, waar hij mij enkele werken liet bewonderen. Maar dat terzijde. Ik daag heel de wereld uit om mij onder de hemelhoog geprezen handen der graveurs er een aan te wijzen, die de hemel meer verdiend heeft dan de zijne. Het zou te lang duren en ook niet zinvol zijn om al de werken die hij gemaakt heeft te bespreken. | |
[pagina 78]
| |
Wie dit wonderbare genie langs de kortste weg wil doorgronden, moet zijn De Geboorte des Heren en Het Lijden des Herenoaant. bekijken, getuigenissen van de grootste durf. Wat kenmerkend is voor Albrecht Dürer, Lucas van Leyden en...,oaant. genieën die hun weerga niet kennen, heeft hij in die werken zo knap tot uitdrukking gebracht, dat men zou denken dat deze kunstenaars in hem weer op de wereld zijn teruggekeerd. Overal heeft hij er de grootste kenners van deze kunst mee om de tuin geleid. Voor deze kunstenaar is werkelijk geen bewondering groot genoeg. Helaas heeft zijn uitmuntende faam tijdens zijn leven door twee factoren schade opgelopen: zijn gebrekkig talent als schilder en de waanzin van de alchimie. Het zal velen paradoxaal in de oren klinken, dat hij de uitmuntende naam die hij met zijn graveerwerk verwierf weer goeddeels teniet deed met zijn schilderwerk. En wat de tweede factor betreft, de alchimie: deze heeft hem niet alleen zijn vermogen, maar ook zijn oog gekost. Cornelis van Haarlem, leeftijd- en stadgenoot van Goltzius, betoon ik voldoende eer door hem in één adem met deze te noemen. Gelet op het peil dat de kunst nu heeft bereikt, mag hij het lot dankbaar zijn dat hij niet dertig jaar later is geboren. In zijn eigen tijd gold hij als een beroemdheid, maar in onze tijd zou hij nauwelijks enige waardering gevonden hebben. Toch steeg hij als kunstenaar boven de middelmaat uit en hoeft het vaderland zich niet voor hem te schamen. Hendrik Vroom heeft met zijn vroege geboorte hetzelfde geluk gehad. Als maker van zeestukken had hij een grote naam, maar hij wordt nu door Porcellis en zelfs door de andere minder bekende schilders in dit genre zozeer overvleugeld, dat ik hen nauwelijks in één adem durf te noemen. De landschapschilders, zoals ik de schilders wil noemen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het schilderen van bossen, weiden, bergen en dorpjes, zijn in de huidige Nederlanden zo ontzaglijk rijk vertegenwoordigd en van zo'n hoge kwaliteit, dat | |
[pagina 79]
| |
het een compleet boekje zou vergen om ze elk afzonderlijk te behandelen. Ik laat hun faam, die bij mannen als Poelenburgh Uttenbroeck en Van Goyen werkelijk niet gering is, liever voor zichzelf spreken en noem hier slechts twee representanten, namelijk Jan Wildens en Esaias van de Velde. Ik stel deze twee praktisch op één lijn met Paulus Bril, die ook uit de Nederlanden afkomstig is, maar in het buitenland is gestorven. Je zou bijna zeggen dat de stukken van deze bijzonder knappe schilders alleen maar in zoverre van de realiteit verschillen, dat de warmte van de zon en de koelte van het briesje er niet op te voelen zijn. Even talrijk en misschien wel even succesvol zijn in deze tijd in de Nederlanden de schilders die ik gewoonlijk de historieschilders noem, al is die term misschien niet zo goed gekozen. Ik denk hier aan de Amsterdammers Pieter Isaacsz, Lastman en Pijnas en aan de Utrechtenaren Bloemaert, Honthorst, Ter Brugghen en Van Baburen. Verder noem ik de namen van de Haagse Evert van der Maes en de Antwerpenaren Snijders, de dierenschilder,oaant. en Abraham Janssens, Van Dyck en andere kunstenaars, de meesten zeer getalenteerd en mij persoonlijk bekend. |
|