Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Overzicht van de hedendaagse Nederlandse schilderkunst: De Gheyn sr. en De Gheyn jr.Nu de naam van deze mannen, met wie ik in zeer nauwe vriendschap verbonden ben (ik ben altijd gaarne uit op vriendschap met beroemdheden), hier gevallen is, wil ik in luttele bewoordingen mijn oordeel over hen geven. Ik wil namelijk graag wat uitvoeriger stilstaan bij de schilderkunst, die mij altijd zo dierbaar is geweest, en een overzicht geven van de meest vooraanstaande kunstenaars, allen tijdgenoten en de meesten ook zeer goede vrienden van mij. In de eerste plaats was het De Gheyn sr., wiens kunst mijn grootste waardering heeft genoten. Als mijn meer dan gewone genegenheid nog niet voldoende zou blijken uit de ononderbroken vriendschap die ik hem zijn leven lang toedroeg, dan heb ik haar in elk geval afdoende bewezen in zijn stervensuur. Toen zijn ziekte de laatste fase was ingegaan en het moment daar was dat hij zijn voortreffelijke geest aan zijn Schepper moest teruggeven, heb ik hem uit oprechte zorgzaamheid en zonder dat iets mij daartoe verplichtte, terzijde gestaan.oaant. En zoals bij dat moment gepast was, heb ik hem in een christelijk vermaan toegesproken. Zijn artistieke bedrevenheid was, wat de jaloezie van anderen daarop ook mag afdingen, van een volkomen uitzonderlijk niveau. Ik geloof niet dat men gemakkelijk iemand vindt die kon bogen op zo'n alzijdige kundigheid op het gebied van de schilderkunst als zodanig en van de ermee verbonden vaardigheden. In de gewone tekenkunst, of hij nu werkte met pen, krijt of houtskool, deed hij voor niemand onder. In het graveren, dat hij in zijn jeugd deed maar later opgaf, benaderde hij meer dan wie ook het peil van zijn leermeester Goltzius. Als ik hun beider portretten in ogenschouw neem, heb ik de grootste moeite om uit te maken wie van de twee de beste is. De moderne manier van etsen werkt, evenals die van vroeger, met de naald op met | |
[pagina 75]
| |
was bestreken platen. Het concept is te danken aan de stift, maar dat kon pas tot ontwikkeling komen door het zogenaamde koningswater, een Italiaanse vinding, als ik mij niet vergis. De Gheyn nu was de eerste die door zijn meesterschap de aandacht op de charme van deze kunstvorm vestigde en haar een unieke glans gaf. Ik heb Claes Visscher uit Amsterdam, zelf ook een eminent etser, wel eens horen beweren, dat hij zijn eigen vaardigheid enkel en alleen te danken had aan een vroeg werk van De Gheyn sr. Daarop waren de Emmausgangers, samen met de door hen niet herkende Christus, afgebeeld tegen de achtergrond van een allerlieflijkst landschap. Als miniaturist (met excuses voor dit woord, dat deze nieuwe materie met zich meebrengt) deed hij niet onder voor onze Hoefnagel, evenmin als voor de Italianen of voor de beroemde Oliver uit Engeland. Van deze laatste heb ik heel wat verbluffende werken gezien bij zijn even begaafde zoon in Londen,oaant. en ook elders. De Gheyns weergave van bloemen en bladeren, de belangrijkste stof voor deze kunstvorm, maar ook van het menselijk gelaat en van tal van andere voorwerpen, was onvoorstelbaar gracieus, elegant en subtiel. Toen zijn artistiek talent zijn hoogtepunt bereikt had, blonk hij uit in het nu algemeen gangbare werken met olieverf. Ontelbare en, zo kan ik eraan toevoegen, onvergelijkelijk mooie werken bewijzen dat hij niet vaak in iemand zijn meedere hoefde te erkennen. Bij de uitbeelding van menselijke figuren en van andere levende wezens heeft hij niet altijd beantwoord aan de verwachtingen der kenners en ook niet aan die van mij, dat geef ik toe. Maar als het om levenloze voorwerpen ging, zoals boeken, papier en allerlei andere gebruiksartikelen, dan overtrof hij iedereen. Als hij zich aan het schilderen van bloemen wijdde, een van zijn favoriete thema's, dan was hij door niemand ook maar bij benadering te evenaren. Ja, de beide beroemdheden Brueghel en Bosschaert heeft hij eens en voorgoed van de zegepalm beroofd. Verder had hij zich verdiept in het mooiste onderdeel van de | |
[pagina 76]
| |
optica, de regels van de scenografie, bij ons perspectief genoemd. Voor de volmaakte schilder is dit een absolute eis. Hij heeft hier heel wat geheimen afgekeken of zelf bedacht, die de praktijk ten goede kwamen, maar, zoals ik al aangaf, hij was er de man niet naar om dat zomaar aan anderen door te geven. De Gheyn bezat een heel precieze kennis van de regels van de architectuur, zoals de oudheid die heeft gecanoniseerd en overgeleverd en hij beschikte over de gave deze trefzeker en stijlvol in de praktijk toe te passen. Om die reden genoot hij vooral in de krasse nadagen van zijn leven de gunst van prins Maurits. Hoewel deze grote krijgsman zijn leven lang niets van bouwen had willen weten, begon hij toch in zijn laatste levensjaren op bescheiden schaal activiteiten te ontwikkelen, die beloften leken in te houden voor grote monumentale bouwprojecten, gesteld dat hij was blijven leven. Een van de resultaten is het stadspaviljoen, dat hij liet verrijzen nabij het paleis in Den Haag, in de tuin die hij eveneens zelf had laten aanleggen.oaant. Daarvoor maakte hij vooral gebruik van de adviezen en de hulp van De Gheyn. Tot dan toe had deze zijn geest met veel ingewikkelder bezigheden geplaagd, en daarom gunde hij zich gaarne de welkome verpozing van deze plezierige opdrachten. Zijn aanwijzingen voor verfraaiingen met pergola's, bloemperken, fonteinen en meer van dergelijke kostelijkheden vielen zeer in de smaak bij zijn heer en waren voor hemzelf ook niet onvoordelig, omdat hij een uitermate riante bezoldiging genoot, eerst van Maurits en daarna van mijn vereerde prins Hendrik. Een zeer vernuftig project met rotsen die uit het water opstegen, in Italiaanse trant, heeft De Gheyn niet meer afgemaakt. Het werk met de bijbehorende beloning werd overgedragen aan zijn enige zoon Jacob. Deze hoogst begaafde jongeman doet zijn vader, zo hij al diens mindere mocht zijn, in elk geval geen oneer aan. Van jongs af aan was hij ingewijd in de bezigheden van zijn vader en nog voor hij de volwassen leeftijd had bereikt, | |
[pagina 77]
| |
schiep hij met pen, krijt of verf zulke heerlijke werken dat hij zich toen al met de grootste kunstenaars kon meten. De indruk op zijn tijd was overweldigend en hij wekte verwachtingen waarop heel Italië jaloers kon zijn. Altijd als ik aan dat veelbelovende en voorspoedige begin terugdenk, windt het mij zichtbaar op dat iemand daar zo nonchalant mee heeft kunnen omspringen; dat iemand die klaarblijkelijk in Nederland geboren werd ten einde voor eeuwig een parel te zijn aan de kroon van zijn vaderland, zijn talent zo kan begraven en kan inslapen in een onvruchtbaar en eerloos nietsdoen. Bijna zou ik zeggen: dat is nu het resultaat van te veel materiële welstand. Tot nu toe, zo meende ik, stond alleen armoede de ontplooiing van het genie in de weg. Tegenwoordig echter wordt het verstikt door een teveel aan welvaart. Toch geef ik de hoop niet op, dat gij, voortreffelijkste mijner vrienden, u weer zult richten op het zaaiveld waar de kiemen voor de roem sluimeren, ik bedoel op uw eigen geniale begaafdheid; dat gij wijzer wordt en zult bedenken hoeveel beter het is uw ledige uren aan iets anders te besteden dan aan nietsdoen. Dan zal de geest uw drijfveer zijn om deze edelste kunst weer te gaan beoefenen. |
|