Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdKritiek op de hedendaagse predikingOok over de preken in de kerk heb ik nog heel wat op te merken, dat men, als ik mij niet vergis, met vrucht ter harte zou kunnen nemen. Ik moet echter voort naar datgene wat meer op mijn weg ligt. Het zal mij genoeg zijn als ik de personen met inzicht aanleiding gegeven heb om nog eens de aandacht te richten op de algemeen ingewortelde misbruiken en om, waar dat met redelijke argumenten niet lukt, met hun gezag de remedies daarvoor ingang te doen vinden. Ik zou willen dat wij eens voor | |
[pagina 68]
| |
ons eigen bestwil het gebruik zouden overnemen dat in Genève bestaat. Zoals daar eenmaal per week onder de kerkleiders schijnt te gebeuren, zo zouden onze predikanten ook hier elkaar maandelijks of jaarlijks moeten beoordelen. Nu zijn zij constant bezorgd over de balk in de ogen der toehoorders (en dat moet ook), maar aan de splinters die hunzelf ontstoken ogen bezorgen en hen niet zelden helemaal blind maken, gaan zij in voorbarig zelfvertrouwen al te gemakkelijk voorbij.oaant. Het menselijk oog is nu eenmaal zo gevormd, dat het nooit zichzelf kan zien, hoe scherpziende het ook mag zijn. Niemand wordt zo vrij van gebreken geboren dat hij het vermaan van vrienden niet zou behoeven. Volgens welke rechtsorde zouden zij, die zich permanent aan anderen wijden, als de ongelukkigsten onder de stervelingen de steun van hun broeder moeten missen? Ik heb het hier niet over hun leven, hun gedrag of hun orthodoxie. Dat is de zorg van de kerk, mag ik hopen. Maar hun retorische tekortkomingen, die zo verstrekkend zijn dat zij afbreuk doen aan de verhevenheid van de heilige dienst en tot minachting leiden, waarom worden die door niemand bekritiseerd? Waarom neemt niemand de moeite die aan een beoordeling te onderwerpen? Waarom ruimen de deskundigen niet datgene uit de weg wat voor de onbevangenen een steen des aanstoots is? Waarom wijst niemand op datgene wat nu juist bij uitstek tot stichting strekt? O schande van onze tijd. De reden voor deze wetteloosheid ligt vermoedelijk daarin dat de correctoren aan de correctie van zichzelf proberen te ontkomen en dat in de harten van de beoefenaars van dit heiligste aller beroepen de nederigheid,oaant. deze gulden deugd, plaats heeft moeten maken voor de arrogantie van de schoolmeester. Brutaal heeft deze de plaats van de uitgebannen deugd ingenomen en een ontoelaatbare eigenwaan heeft weggevaagd wat er nog restte aan vroomheid bij de leerlingen van de goddelijke Leermeester. O, welke ommekeer zal de Paulussen en de Petrussen weer terugbrengen op onze wereld? Ik herinner mij nog hoe mijn goede vader zich | |
[pagina 69]
| |
opwond over de ongegronde zelfingenomenheid van deze mensen, bij wie dat nu juist helemaal niet hoorde. En dan stelde hij Werner Helmichius en diverse andere grote geleerden, met wie hij vanouds vriendschap had onderhouden, tegenover de eenvoud van de oudheid. Vele gesprekken gingen in deze richting. |
|