Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdDe rijkdom van het GrieksWie de geneugten van de dichters wil smaken, moet verder gevorderd zijn. Hier zou ik mij willen richten tot de naar mijn smaak nogal onverstandige lieden, die zich het hoofd blijven breken over de vraag of het Grieks dan wel het Latijn het moeilijkst is. Wie er niet op uit is zich op klaarlichte dag als een blinde voor te doen, zal in het Latijn werkelijk niets vinden wat zich laat meten met de hoeveelheid aan dialecten, onregelmatigheden, afwijkende verbuigingen en voorbeelden van ongelimiteerde vrijheid in het Grieks. De aantallen der stamwoorden staan in geen verhouding; over de aantallen der samengestelde en afgeleide woorden kan geen verschil van mening bestaan. De rijkdom van het Grieks kent in dezen geen grenzen en is onbeperkt. De Grieken bezitten een oceaan, de Romeinen een zee- | |
[pagina 47]
| |
straat. Seneca sprak van de Romeinse beperktheden.oaant. Toen hij zat te piekeren over de vertaling van het Griekse ousia met essentia, bekende hij Lucilius dat hij nog nooit zo scherp gevoeld had hoe groot te Rome de woordarmoede was. ‘Toen wij het over Plato hadden,’ zo scheef hij, ‘was er duizend en één din, waarvoor wij woorden behoefden die wij niet bezaten.’oaant. Bij Gellius dezelfde bekentenis, of liever beschuldiging. ‘Ik heb heel vaak,’ zo zegt hij, ‘stilgestaan bij heel veel benamingen van dingen, die niet, zoals in het Grieks, door een enkelvoudig woord, en zelfs niet door een grote omhaal van woorden in het Latijn even helder en precies kunnen worden aangeduid als de Grieken dat met specifieke woorden doen.’oaant. Met dit verwijt kan ik het in zijn algemeenheid, als ik nog even hierover mag uitweiden en als de genoemde grote figuren het mij niet kwalijk nemen, slechts in beperkte mate eens zijn. Ik geef toe: als men talen gaat vergelijken, blijkt de ene taal superieur aan de andere vanwege bepaalde typische kenmerken. Zo'n superioriteit echter bezit elke taal op haar beurt. Immers, alle talen hebben wel iets bijzonders, waardoor zij uitmunten boven de rest. Ik durf te stellen dat er geen volk op aarde is dat gebukt gaat onder de armoede van zijn eigen taal, als men kijkt naar het gewone volk, de kinderen of de vrouwen. Bij de geletterden en de filosofen ligt de zaak anders: zij bewegen zich in een onontgonnen gebied. Toen Seneca de filosofie behandelde, had hij te doen met een vreemde, in Griekenland ontstane discipline. Is het dan een wonder dat hij kampte met een tekort aan termen voor de in te voeren begrippen? Kijkt men naar de planten of de onbekende handelsartikelen of de huisraad, die uit het Oosten worden geïmporteerd, dan kampen ook wij dagelijks met ditzelfde probleem, terwijl wij, voor zover ik dat zie, toch weinig reden hebben tot klagen over de beperktheden van onze moedertaal. Lucretius zei heel treffend dat hij zich van Griekse termen bediende ‘vanwege de armoede van zijn eigen taal en de nieuwheid van de materie.’oaant. Omgekeerd zal niemand bestrijden dat | |
[pagina 48]
| |
Theophilus of Herodianus of Plutarchus, onder de vele anderen die in het Grieks over de Romeinse geschiedenis schreven, vaak grote problemen hadden met de vreemde terminologie. Zij waren als armen tussen de rijkdommen van hun eigen vaderland. Zij besmeurden hun eigen taal en met Griekse letters vermomden zij de woorden die hun taal vreemd waren. Had de wieg van wijsheid en wetenschap in Rome gestaan, wie zou eraan twijfelen dat er dan voor die terreinen een overvloed aan Romeinse woorden had bestaan? Voor het krijgswezen en op andere gebieden, waarop het zegevierende volk van Rome de toon aangaf, was er aan woorden bepaald geen gebrek. Mijn filhellenen houden mij ten goede, maar hier hebben de Romeinen termen gecreëerd, die in toepasselijkheid en schoonheid niet voor andere hoeven onder te doen. Hun taal wordt immers gekarakteriseerd door strakheid en door een trefzekere bondigheid, iets waarvoor de Grieken weinig oog hebben. Daardoor vervallen zij in Asianismeoaant. en in een overdaad aan samengestelde woorden waarmee zij onbenullige dingen vaak in bombastische breedvoerigheid uitbazuinen. Zij hullen een kleuter in een koningsmantel. |
|