Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdPolyfone composities; omgang met Louise de ColignyOp het belangrijkste onderdeel van de muziek, de polyfonie, heb ik mij altijd met constante ijver toegelegd. Ik durf zelfs te zeggen dat ik hierin de Italianen, die men het best als model kan nemen, enigszins benaderd heb. Zo heb ik meer dan eens stukken van mijzelf in de kringen van kenners gepresenteerd als het werk van grote componisten, om de menselijke zwakheid te toetsen die er werkelijk verbluffend zelden in slaagt zonder aanzien des persoonsoaant. te oordelen. Ik zie het als een van de belangrijkste vruchten van mijn musiceren (wat mijn vader met zijn vooruitziende blik ook wel besefte), dat ik er de sympathie van veel mensen mee heb gewonnen. Meer dan aan alle anderen wil ik hier denken aan de | |
[pagina 31]
| |
doorluchtige Louise de Coligny, prinses van Oranje, die blijvend mijn eerbied en toewijding geniet. Zij, de hoogst geplaatste onder de vrouwen, de heldin die men niet hoog genoeg kan prijzen, zij was zeer gesteld op mij, het kind van een vader die haar dierbaar was en de vertolker van een muziek waarvan zij hield. Slechts zelden ging er een week voorbij, waarin ik niet een paar keer de toestemming, om niet te zeggen de dringende uitnodiging kreeg om haar te bezoeken. Naarmate ik opgroeide, nam deze vertrouwelijkheid nog toe, en niet alleen de muziek, maar ook zaken van groter gewicht kwamen aan de orde. Talloze keren heeft zij haar hofdames weggestuurd en uren lang niet mij alleen in haar kamer gezeten of in de tuin gewandeld. Zelfs de godsdiensttwisten,oaant. die toen juist opkwamen en waarover wij bij onze gesprekken een verschillend standpunt vertegenwoordigden, hebben aan de bestaande vriendschap nooit iets afgedaan. Als er ooit iets heel eervols over ons gezegd is, of dat nu terecht is of niet, dan vergeten wij kleine mensen dat niet licht. Men houde mij ten goede als ik hier met een vleugje zelfgenoegzaamheid een uitspraak citeer, die de voorname vrouw ooit over mij gedaan heeft toen ik nog heel jong was. Juist dit laatste aspect verklaart, naar ik meen, voldoende waarom ik mij die uitspraak herinner. Deze hield in, ‘dat zij altijd iets geleerd had, wanneer zij bij mij vandaan kwam.’oaant. Nee! Zij, de vorstin, iets geleerd? Zij, die in ere stond bij de grootste vorsten. Zij, voor wie de grote Franse koning Henri een grote liefde en een nog grotere bewondering koesterde en die naar zijn eigen zeggen voor hem was als een moeder. Zij, die (en dan hoeft er verder niets meer gezegd te worden) de vrouw geweest was van de unieke Willem van Oranje en de dochter van Gaspard de Coligny, het onvergankelijke toonbeeld van wijsheid en van onoverwinnelijke kracht. Ik wil hiermee alleen maar een bewijs geven van de liefde en de buitengewone genegenheid die deze zo grote vrouw ten toon spreidde. Alleen daaraan moet ik dit | |
[pagina 32]
| |
onverdiende compliment toeschrijven. Ik ben mijzelf heel goed bewust, dat het onverdiend was en is en dat het dat te allen tijde zal zijn. |
|