Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
hebben zien doen. Vergelijkt men dat met mijn manier van optreden in een latere periode, dan zal duidelijker blijken in hoeverre wij de aangeboren aard trouw zijn gebleven en in hoeverre wij onder invloed van de opvoeding hebben gehandeld. Met ongeveer tien maanden begon ik te lopen.oaant. Eerder al had ik mij met behulp van een rijdend looprekje als een kleine waaghals over opstapjes, drempels en al dergelijke obstakels heen geworsteld, waarvoor een peuter normaal blijft staan. Het schijnt dat ik ter zelfder tijd begon te praten en nog voor mijn eerste verjaardag elk willekeurig woord goed gearticuleerd en zonder haperen kon uitspreken. Ook aan huilbuien, die nogal vaak voorkwamen en vermoedelijk door inwendige buikpijnen veroorzaakt werden, maakte ik blijkbaar zo abrupt een einde dat men heel vaak bang is geweest, dat ik van de spanning zou knappen. Als ik met vochtige oogjes naar een brandende lamp keek en betoverd raakte door de stralen die van de vlam tot de ogen leken te reiken, strekte ik vaak de handjes uit, als wilde ik ze pakken, en ik liep er met koddige gebaartjes op af, tot groot vermaak van iedereen die erbij was.oaant. Toen ik een keer zonder reden in een al te heftig huilen uitbarstte en door niets tot bedaren te brengen was, gaf mijn vader mij een tik met een klein stokje en keerde mij daarop de rug toe. Spontaan dribbelde ik achter hem aan en gaf hem een kusje ten teken van verzoening. De goede man sloeg dit gedrag met belangstelling gade en schreef het maar al te gaarne toe aan een aangeboren goedheid van karakter, waaraan koppigheid vreemder was dan men gedacht had. Sindsdien heeft hij het nooit meer nodig gevonden mij of een van de andere kinderen met slaag te bestraffen. Strengheid was later trouwens te enen male onnodig. Want ik mag dan in vele opzichten bij mijn leeftijdgenoten ten achter gebleven zijn (en dat waren er inderdaad heel veel), ik durf mij erop beroemen dat ik dank zij de gunst van de Algoede en Allerhoogste God in gehoorzaamheid aan mijn ouders bijna nooit tekort geschoten ben. In ons huis zou men dan ook tever- | |
[pagina 19]
| |
geefs gezocht hebben naar een zweepje of roede, attributen waarvan men tegenwoordig onverstandig misbruik maakt. Immers, wie te gauw gaat slaan, heeft het aan zichzelf te wijten als zijn gesproken woorden geen gezag meer hebben. Anderhalfjaar oud was ik eens alleen met mijn broertje Maurits bij het haardvuur aan het spelen. Om het vuur stond een ijzeren hek. Op een gegeven moment stak ik daar mijn hoofd doorheen en omdat ik toen niet meer terug kon, was ik duidelijk in levensgevaar. Tot mijn geluk raakte mijn broertje door het afschuwelijke tafereel en mijn geschreeuw in paniek, zodat hij naar het aangrenzende vertrek rende, waar mijn vader op dat moment geheel alleen met jicht in bed lag. Stamelend en huilend bracht hij mijn naam uit en met al de gebaren van iemand die hulp zoekt wist hij de zieke man duidelijk te maken dat er iets ernstigs gebeurd was. Mijn vader vergat onmiddellijk zijn eigen toestand, vloog naar de andere kamer en redde mij uit mijn benarde positie. Het moet december geweest zijn toen ik, twee jaar en drie maanden oud, bij mijn moeder stond terwijl zij een lied zong. Ik bleef geboeid naar haar mond kijken en vroeg haar heel aandoenlijk mij ook te leren zingen. De uitzonderlijke vrouw was geroerd door dit kinderlijk verzoek. Zij nam mij op schoot en zong mij langzaam de vier regels voor van de eerste strofe van de Tien Geboden in de Franse berijming van Clement Marot. Tot haar grote verbazing, zo heeft zij keer op keer aan allerlei mensen verteld, begon ik niet alleen die eerste vier regels na te zingen, maar met toenemend plezier - bij mij in het aanleren, bij haar in het voordoen - ook de andere zesendertig. Ik zong ze duidelijk, goed gearticuleerd en helemaal niet op een kinderlijke manier, zodat iedereen, behalve ikzelf, de vreemde woorden goed kon verstaan. Ik ben er zeker van dat dit voorval mijn vader ertoe heeft gebracht om met de hem eigen ernst en toewijding alle grammaticale regels die hij mij wilde bijbrengen, in verzen om te zetten - een zeer nuttige onderneming, zoals ik bij gelegenheid zal aantonen. |
|