Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermdGeboorte en doop, september 1596Uit deze ouders nu werd ik geboren krachtens het eeuwige raadsbesluit van de Algoede en Allerhoogste God. Ik aanschouwde het levenslicht in het jaar 1596, op woensdag 4 september tegen tien uur 's avonds. De geboorte vond plaats in Den Haag, in het huis dat gehuurd werd van...oaant. Bol en dat gelegen was aan de Nobelstraat in de westelijke wijk van de plaats. Lang voordien was het de woning geweest van...oaant. Buys, de raad van het Provinciale Hof van Holland en de schoonvader van wijlen de beroemde Erpenius. De kraamkamer ziet, voor wie nog meer wil weten, aan de straatkant uit op het plein dat aan de overzijde ook nu nog door een ijzeren hek beheerst wordt. De andere kant van het vertrek ziet met twee ramen uit op een binnentuintje. Meer dan eens heb ik mijn moeder gevraagd of zij tijdens de zwangerschap ooit door iets bijzonders getroffen is geweest of ooit ergens bijzonder naar verlangd heeft. Het enige wat zij mij kon vertellen, is geweest dat zij eens in het tuintje wandelde en door het hek heen buurman Bol bezig zag honingraten te verzamelen. Zij kreeg toen zo'n hevige trek in een stukje honingraat | |
[pagina 16]
| |
dat zij er helemaal opgewonden van werd. Precies op dat moment voelde zij mij voor het eerst leven in haar schoot. Ik ben geneigd het hieraan toe te schrijven dat ik ondanks mijn door de gal beheerst temperament een voorkeur heb voor alles wat zoet is, zelfs als dat heel slecht is voor mijn gezondheid. Mijn broer Maurits was een zwak, traag en heel min zevenmaands kindje geweest. Ik was daarentegen bij de geboorte aanzienlijk groter en sterker en tijdens mijn kinderjaren had ik een betere gezondheid. Bij het ingaan van de puberteit raakte ik evenwel in lengte bij hem ten achter. In lichaamskracht bleef ik hem gelijk, zo ik hem al niet de baas was. Later ben ik, door allerlei ziekten geplaagd, in uiterlijk en in gesteldheid nogal van hem gaan verschillen. Ik ben vooral droger geworden. Ik denk dat de beide galsoorten,oaant. waarmee ik rijkelijk bedeeld ben, hiervan de oorzaak zijn. Ik moet dat wel van mijn vader geërfd hebben, want ik heb nooit kunnen constateren dat de zwarte gal een dominerende component is geweest van de moedermelk waarmee ik als enige onder de kinderen gevoed ben. Op grond van dit laatste feit hebben sommige mensen gedacht dat mijn moeder voor mij een heel speciale genegenheid voelde, ofschoon zij als geen andere vrouw al haar kinderen gelijkelijk met haar liefde omringde. Daags naoaant. mijn geboorte heb ik het heilige sacrament van de doop ontvangen in de Hofkerk, na afloop van de Waalse ochtenddienst. Als peetouders, of laat ik zeggen als borgen, had ik behalve mijn vader de Provinciale Raad van Brabant, die toen evenals nu in Den Haag zetelde en de rechtspraak behartigde ten dienste van de Brabanders die onderdaan waren van de Verenigde Nederlanden. De raad werd vertegenwoordigd door Nicolaas Bruyninck, Andries Hessels (beiden tevens zeer gerespecteerde leden van de raad van prins Maurits) en Lodewijk Meganck, alle drie raadsleden van Brabant. Op persoonlijke titel was ook Justinus van Nassau aanwezig, de bastaardzoon van prins Willem en toentertijd Maurits' luitenant-admiraal in | |
[pagina 17]
| |
Zeeland. Bijna was ik naar hem vernoemd vanwege de grote vriendschap die er tussen hem en mijn ouders bestond. Mijn vader heeft meermalen verteld dat dat alleen daarom niet gebeurd is, omdat men hem heel hoffelijk de vrije keuze liet en hij aan de naam Constantinus de voorkeur gaf. Ik vermoed dat hij daarbij de uitgang van de naam toch aan Justinus heeft ontleend.oaant. Het gebruik eiste dat er naast de twee mannelijke peetouders een derde, vrouwelijke, aanwezig was. De liefde voor zijn land van herkomst en misschien ook nog andere motieven brachten mijn vader ertoe hiervoor de stad Breda te vragen. Deze was hem zeer verplicht en ook zeer toegedaan. Agnes van Haghe, de vrouw van de toenmalige Bredase burgemeester Govert Montens, werd bereid gevonden de stad te vertegenwoordigen. De geschenken waarmee de getuigen, conform het gebruik bij dit soort plechtigheden, hun genegenheid betoonden, hoeven hier niet opgenoemd te worden. Dit was immers allerminst de reden geweest waarom mijn ouders zulke edele getuigen gevraagd hadden. Laat ik slechts de wens uitspreken dat het goed moge gaan met mijn Breda, dat helaas opnieuw zucht onder de tirannie;oaant. met de Raad van Brabant, aan wie wij precies op het moment dat ik dit alles in de legerplaats voor Den Boschoaant. neerschrijf, uit alle macht zijn voormalige rechtsgebied proberen terug te geven; en met u, Justinus van Nassau, hoogedele grijsaard, die een welwillend lot tot nu toe in goede gezondheid voor het vaderland heeft behouden. U allen beschikt in mij, ter vergelding van de weldaden mij als kind bewezen, over een zeer toegewijd dienaar. |
|