Mijn jeugd
(1987)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Afkomst van moederszijdeIk kom nu tot de andere wortel van mijn bestaan. Dat is (ik zeg ‘is’, want tot op het moment dat ik dit schrijf, in 1629, mochten wij haar behouden, bejaard maar nog flink, dank zij de gunst van de onsterfelijke God), Susanna, de jongste van de twaalf kinderen van Jacob Hoefnagel, een vroom, aanzienlijk en verstandig man, geboortig uit Armentières, een dorp in Frans Vlaanderen. Haar moeder was Elizabeth Vezeler. Susanna werd geboren te Antwerpen op 28 oktober 1561, in het huis dat het eigendom was van haar vader. Nadat dit huis eens vrijwel volledig door brand verwoest was, had mijn grootvader het aan de straat die de Lange Nieuwstraat heet, dichtbij het koopmansplein, prachtig en in grote luister, zelfs naar de huidige maatstaven, laten herbouwen. Toen Susanna haar goede vader verloren had en de troebelen in het land zo groot werden dat de meerderheid van de beter gefortuneerden uit afkeer van de Spaanse tirannie besloot de stad te verlaten om elders een rustiger verblijfplaats te zoeken, ging ook zij met haar vrome en boven alle lof verheven moeder in vrijwillige ballingschap naar Holland. Kort daarop werd prins Willem misdadig vermoord en viel Antwerpen in handen van Parma.oaant. Susanna verhuisde nu op raad en voorbeeld van de meesten van haar stadgenoten naar de Hanzesteden, eerst naar Hamburg en na een tweejarig verblijf aldaar naar Stade, omdat buitenlanders er beter behandeld werden wat betreft de godsdienst en andere vrijheden. Daar kreeg zij een brief van mijn vader, die inmiddels in staatsdienst gekomen was. Hij herinnerde haar aan hun vroegere omgang en hun eerzaam ontloken liefde in Brabant en in grote openhartigheid en vrijmoedigheid vroeg hij haar, of zij met hem wilde trouwen. Met instemming van al haar vrienden aanvaardde zij de terugreis vanuit het barre Noorden naar Holland, samen met haar moeder en haar zwager, de bekende Jacob Sweerts, op dit moment een zeer aanzienlijk raadslid in | |
[pagina 11]
| |
het Hof van Brabant. Kort daarna, in het jaar...,oaant. ging zij te Amsterdam haar zeer gelukkige huwelijksverbintenis aan. De bruiloft werd gevierd in het overheidsgebouw dat door de doorluchtige gemeente ter beschikking gesteld is van de Prins, als hij in de stad verblijft, en van het college van de admiraliteit. Om niet al te ver af te dwalen, zal ik mijn afkomst van moederszijde niet verder terugvoeren dan tot mijn betovergrootvader Joris Vezeler, de gemeenschappelijke stamvader. Door zijn uitzonderlijke scherpzinnigheid en vlijt wist deze man zich met de gunst van de fortuin al vroeg een groot privé-vermogen te verwerven en het oppertoezicht te verkrijgen over het gehele muntwezen in de Nederlanden, iets dat sindsdien niemand meer ten deel gevallen is. Hij trouwde met Margareta Boghe, de jongste van negen zusters, als ik mij niet vergis. Als iemand de huwelijken en nazaten van deze zusters precies zou uitzoeken, zou hij ontdekken, dat een niet gering deel van het vaderland met deze muzenfamilie gelieerd is. Ik wil echter alleen bij Joris stilstaan, die bij Margareta in totaal vier kinderen kreeg, waaronder één jongen, Joris. Deze Joris had bij zijn vrouw Mechlina Jansdr. een dochter Mechlina, die trouwde met Jacob van der Wal. Hun kinderen van het andere geslacht trouwden in de families Pruim en Van Dyck. Voor zover ik weet, werden zij niet al te rijk met nakroost gezegend. Margareta Vezeler trouwde met Joost de Vogelaer en werd met een groot kindertal gezegend. Zij verrijkte de uitgebreide familie der Vogelaers (die door keizer Karel v in de persoon van Joost bovendien vrijgevig met de eretekenen van de adelstand werd begiftigd) tot op de huidige dag met een lange reeks van nazaten. Cecilia trouwde met Melchior Baldi. Hun dochter Cecilia junior trouwde met Frans Romein en vormt zo de verbinding tussen de nog bestaande familie der Romeins en onze familie. De vierde dochter (in leeftijd evenwel de oudste), Elizabeth, mijn grootmoeder zoals gezegd, schonk Jacob Hoefnagel twaalf | |
[pagina 12]
| |
kinderen. Omdat enkelen van hen ongehuwd gestorven zijn en anderen ten gevolge van de oorlogen in ons vaderland in verre landen terecht zijn gekomen, heeft het geen zin hen allemaal een voor een te bespreken. De oudste was Balthazar, die bij Anna van Lieffelt, de dochter van de bovengenoemde kanselier van Brabant, de vader werd van een groot aantal kinderen. Hij was een scherpzinnig en werkzaam man. Zijn beheer over de bezittingen van mijn moeder, toen deze in het Hanzegebied woonde, en van haar her en der verspreide broers en zusters, is, gemeten naar de maatstaf van de christelijke liefde en de nauwe graad van verwantschap, niet voldoende bona fide gebleken. Door het familiebezit dat hem helaas was toevertrouwd met zijn privé-belangen te verstrengelen, heeft hij al de erven met een labyrint van eindeloze processen opgezadeld. Het mag zinloos lijken daar nu nog een klaagzang over aan te heffen, maar het zou beslist niet juist zijn dit volledig onvermeld te laten. Anders zouden de kleinkinderen die dit lezen, niet weten hoe het restant van de buitengewoon rijke nalatenschap van mijn overgrootvader dat na de tirannie en het oorlogsgeweld nog over was, verder is afgebrokkeld en vrijwel tot niets is gereduceerd. Ja, als die prachtige erfenis nog iets aan glans bezit, dan durf ik hier rustig te zeggen, dat dat hoofdzakelijk te danken is aan mijn vader. Hij heeft zich hiertoe, namens de erven, alle denkbare moeiten getroost. Uiteindelijk heeft hij zich zelfs ertoe laten verleiden om de zo geheten Vezelershof (naar de vorm van het torentje in de volksmond ook wel Lantaarnhof genoemd en door mijn overgrootvader Joris bij de eerste mijlpaal buiten Antwerpen tot tweemaal toe opgebouwd) met eigen geld en op eigen naam uit de handen der meeste anderen op te kopen om te voorkomen dat deze geheel aan de proceskosten ten offer zou vallen. Hij heeft de hof opgekocht, laten restaureren, sindsdien in goede staat weten te houden en hem zo kunnen nalaten aan het nageslacht, omdat hij tot nog toe voor de verwoestingen van het oorlogstijdperk gespaard is gebleven. | |
[pagina 13]
| |
En als ik ook dat hier nog even mag inlassen: de hof, treffend bewijs van de vrede en, moet ik toegeven, van de overmatige luxe van die periode, is nog in brand gestoken door de Gelderse Maarten van Rossem tijdens de veldtocht die hij in naam van Frans 1 van Frankrijk tegen keizer Karel ondernam. Hij trok toen door de Nederlanden en gaf wijd en zijd alles prijs aan het vuur. Het bericht van de verwoesting ontving Joris precies op het moment dat hij toevallig met een bepaalde opdracht aan het hof van Frans 1 vertoefde, bij wie hij zeer in de gunst stond. Onmiddellijk diende hij bij de koning een klacht in tegen het onrecht dat hem door een krijgsman des konings was berokkend. Frans 1 maande de man zijn kalmte te bewaren, stelde hem ter ondersteuning een aanzienlijke som gelds alsmede een hoeveelheid timmerhout ter beschikking en gelastte hem aan zijn vrouw te schrijven dat zij terstond moest beginnen met de wederopbouw van de verwoeste hof in een nog luisterrijker staat dan deze voordien geweest was. Het huis van mijn moeder bewaart nog een tweede bewijs van dezelfde welwillendheid des konings jegens de buitenlander: het portret van de grote koning, naar het leven geschilderd door de nobele schilder...,oaant. dat de vorst hem bij zijn vertrek heel vriendelijk ten geschenke gaf. De kinderen van Balthazar, die (alleen al daarom kom ik met tegenzin op hem terug) tot op de dag van vandaag jammerlijk hebben vastgehouden aan de partij van de koning en het geloof van de kerk van Rome, wonen nog te Mechelen, samen met hun bejaarde moeder. Van de gebroeders Hoefnagel noem ik met heel veel genoegen Joris. Iedereen, inclusief de grote vorsten wier welwillendheid hij ten zeerste genoot, verzekerde dat in deze man vroomheid en andere hoofddeugden met een onbegrensde scala van allerlei kundigheden wedijverden. In de verfijnde vorm van tekenen, die wij de miniatuurkunst noemen, had hij zich vanaf zijn kinderjaren een weergaloze vaardigheid verworven en toen | |
[pagina 14]
| |
hij volkomen berooid in ballingschap leefde, heeft hij er zich nooit voor geschaamd zijn gezin in den vreemde te onderhouden met behulp van dit zeldzame van God gegeven talent, als was het een hemels reisgeld. Nauw bevriend met Abraham Ortelius, is hij ooit eens de gewaardeerde reisgezel van deze bijzondere man geweest en zoals deze laatste in monumentale werken met zijn pen van zijn reizen verslag kon doen, zo heeft Hoefnagel dat met zijn edele penseel gedaan. De vele volumineuze boekdelen die door Braun (Joannes, als ik mij niet vergis)oaant. zijn uitgegeven, zullen hiervan het blijvende bewijs vormen en de geografen zullen, evenzeer als de tekenaars, erkennen dat zij Hoefnagel daarvoor ten eeuwigen dage dankbaar mogen zijn. De andere wonderwerken van de man - want veel meer dan produkten van een menselijk vermogen zijn het wonderen - zullen bij het gehele nageslacht waardering blijven vinden. Van Daniel Hoefnagel stamt te Wenen in Oostenrijk een andere familietak, die veel leden telt. De wijd verspreide telgen daarvan hebben in die streken een grote familie voortgebracht, die ons praktisch onbekend is. Van de meisjes die ik nog noemen moet, trouwde de oudste, Elizabeth, met Jacob Alewyn en de tweede, Margareta, met Lodewijk Blommaert. Beide mannen waren vooraanstaande burgers van Antwerpen, die het ver hadden kunnen brengen als de toestand van het land dat had toegelaten. Catharina, de jongste op één na, was getrouwd met de reeds genoemde Jacob Sweerts, een man van groot aanzien en zeer geleerd. Van zijn diensten heeft men dan ook in diverse vormen voor het algemeen belang gebruik gemaakt. De uiterst bedrieglijke wisselingen van het lot heeft hij op een wonderlijke manier ondervonden, maar met de hem eigen uitzonderlijke vroomheid en zachtmoedigheid heeft hij deze in een verbazingwekkend onwankelbare standvastigheid over zich heen laten gaan. Eén van de zeven kinderen van Catharina was Hortensia, een bijzondere | |
[pagina 15]
| |
vrouw. Als ik terugdenk, niet alleen aan haar schoonheid, maar ook aan haar voortreffelijke eigenschappen en de hoogst plezierige omgang die ik vroeger in het huis van mijn vader met haar had, raak ik zo ontroerd, dat het mij onmogelijk is haar hier ongenoemd te laten. Wat ik over de andere kinderen van Catharina nog zou kunnen vertellen, laat ik achterwege, omdat ik anders te ver van mijn doel zou afdwalen. Het zou nu het moment zijn om terug te komen op de jongste dochter van Jacob Hoefnagel, Susanna, mijn teer beminde moeder, maar van haar levensverhaal heb ik hiervoor al het een en ander verteld en de andere aspecten komen beter later aan de orde, wanneer de context daartoe aanleiding geeft. |
|