memoreert). De curatoren besloten de colleges onmiddellijk te verplaatsen naar de Prinsenhof, d.i. het voormalige Sint-Barbaraklooster waar de universiteit gedurende de eerste jaren van haar bestaan was ondergebracht. Dit ‘opdat de jonge luyden in haren voortgang nyet en werden verachtert’ (Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit, p. 73). Een van die jonge luiden was Huygens.
Het gedicht doelt op de theologische discussies die plaatsvonden aan de universiteit. Gedurende de maanden vóór de brand deed zich een geschil voor tussen Simon Episcopius, de opvolger van Gomarus, en de Leidse predikant Festus Hommius. Episcopius werd beticht van uitspraken over de goddelijkheid van Christus die op een neiging tot socinianisme zouden wijzen (Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit, p. 66-72).