pria 1,290-304; Huygens herdacht, p. 83, over Constantijns broer Maurits). De Instituten maken deel uit van het Corpus iuris civilis, dat is samengesteld ten tijde van keizer Justinianus (527-565). Ze zijn het beknoptste onderdeel hiervan en het meest geschikt voor de beginner (Spruit, ‘De Justiniaanse wetgeving’, p. 82).
Op 30 november 1614 geeft Hugo de Groot advies aan Christiaan Huygens sr. inzake studiemateriaal voor diens zonen (De Vos, ‘Grotius over een jeugdvers van Constantijn Huygens’; Ahsmann, a.w., p. 249-252; vgl. De vita propria 1,309). ‘De Instituten zaten er kennelijk goed in en de vraag was wat de jongens nu het beste verder konden bestuderen’ (Ahsmann, a.w., p. 250). Het gedicht dateert waarschijnlijk uit de maanden daarvoor.
Het door Huygens gebruikte beeld van een uurwerk met raderen van verschillende grootte en omloopsnelheid komt in een geheel ander verband voor in Dante's Divina commedia (Paradiso 24,13-18; vgl. Meis, Die alte Uhr, dl. 2 p. 2).