77 ←04 09 1611 Ged., dl. 1 p. 31
Toelichting
Een vrij letterlijke weergave van Lucianus' Mortuorum dialogi 7/17. In tegenstelling tot nr. 43, geschreven in een tijd dat Huygens nog geen Grieks kende, kunnen de nrs. 77 en 79 rechtstreeks op Lucianus teruggaan.
De keuze van Lucianus als leerstof voor de jeugdige Constantijn is allerminst uitzonderlijk te noemen; deze auteur was gebruikelijke schoollectuur. Zo spreken zes gedichten opgenomen in het voorwerk van een tweetalige Lucianus-editie uit 1602 allemaal over de jeugd als doelgroep (Lucianus, Opera 1602, dl. 1 blad b4r-b5r). Tot de gangbaarheid van Lucianus in het onderwijs zullen Erasmus' vertalingen en uitspraken over de bruikbaarheid van deze schrijver hebben bijgedragen (zie C. Robinson, inl. bij Erasmus' Lucianus-vertalingen, asd 1-1, p. 365-367). In De ratione studii plaatst hij hem voorop in de rij auteurs die geschikt zijn voor wie Grieks wil leren. Daarbij heeft hij het oog op het taalgebruik en de voor leerlingen aantrekkelijke inhoud (asd 1-2, p. 115).
Van de dialoog tussen Menippus en Tantalus is een vertaling door Erasmus voorhanden (asd 1-1, p. 575-576). Huygens' weergave vertoont hiermee slechts weinig significante overeenkomsten, bijvoorbeeld:
quam summa rigem labia (vgl. vs. 10) |
quum corpore careas? (vgl. vs. 14) |
hoc ... supplicii genus est (vgl. vs. 20) |
quid hinc ... tibi poterit accidere? (vgl. vss. 23-24) |
Desipis (vgl. vs. 29) |