Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd132 XX XX 16XX Ged., dl. 1 p. 43aant.Vier dagen zijn voorbijgegaan sinds ik jou, alleraardigste vriend, bij de heilige kracht van onze oude vriendschap gesmeekt en geboden heb (wat is tussen vrienden ongeoorloofd?) niet te weigeren de geschriften die ik aan jou heb afgestaan, terug te geven. Ondertussen (zozeer verwaarloos je een trouw vriend) arriveren thuis geen geschriften over logica, zelfs geen brief. [7] Is het fatsoenlijk iemand zo voor dovemans oren te laten spreken, zo bevelen en smeekbeden van vrienden te versmaden? Vooruit, ik vraag het nu weer, mogen nu eindelijk de gevraagde geschriften terugkomen, met de oude trouw; die trouw bij jou en zo die geschriften bij mij. [11] Ik neem de Muzen tot getuigen. Eens zullen de gevraagde geschriften terugkomen, met de oude trouw; die trouw bij mij en zo die geschriften bij jou. |
|