Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
(111 Constantijn Huygens groet zijn vriend Johan Dedel (Vervolg))aant.Men gelooft dat je van binnen verteerd wordt door inwendig vuur en dat je dient in het aanlokkelijke leger van de god die de zoon is van Venus. Dat gelooft men; en waarachtig, behalve dan dat ik nauwelijks kan vergeten hoe vrij dat hart eens was, ik zal niet schromen op de praatjes, hoe onzeker ook, te vertrouwen: vroeger reeds bleek een gerucht geloofwaardig te zijn. [25] En toch vergeef ik je niet. Immers, als we alles toeschrijven aan liefdesvuur, dan blijft mijn vraag, wat jou in dit geval zou beletten aan mij te denken. Iedereen die Amor tegenover vriendschap plaatst als daarmee onverenigbaar, ontbreekt het aan nieskruid of aan gezond verstand. Dat kind (een kind is het - en dat zul je niet kunnen ontkennen - voor wie je noodgedwongen zwicht, Johan), die god (een god is hij - en dat zal ikzelf niet kunnen ontkennen) is niet gewoon het contract te ontbinden van een vriendschap die men is overeengekomen. [33] Zou jij dan, twee tegengestelden met je meedragend, koel tegenover mij kunnen zijn en tegelijk vol hartstocht tegenover je meesteres? Zou jij dan, straks gelijk te stellen met wispelturige meisjes, oude banden durven verbreken omwille van nieuwe? [37] Johan, bij deze rechterhand, die op jouw aanwijzingen Grieks, op jouw aanwijzingen Latijn heeft geschreven, bij ons beider geboortegrond, bij het blanke marmer van haar hals, bij de twee sterren van jouw Venus: geef niet langer kameraden zo weinig gehoor, Johan, versmaad niet langer verzoeken van vrienden. Gun me dat ik, wanneer je alles aan je meesteres zult hebben toegewijd, altijd een plekje, hoe klein ook, in je hart mag blijven innemen. [45] Dat dan de begeerde prooi mag struikelen in je netten, het verdiende loon verschaffend voor zo grote smart. Dat zij dan het gewenste jawoord mag geven op jouw vraag, onder het doven van de vlammen waardoor - ach! - waardoor jij wordt verteerd. Dat dan je geliefde Phyllis het blijde huwelijksleven mag binnengaan, jou rijkelijk kleine Dedels belovend. [51] Ik zou meer willen toevoegen, als meer vrije tijd dat toestond, maar om te voorkomen dat zij jou langer moet missen: vaarwel.
Leiden, 7 december 161\6\. |
|