Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
(106 Tarquinius (Nederlands) (Vervolg))aant.[27] Rondom omringd door trotse soldaten hield Ardea stand, dat dankzij haar vasthoudendheid nog niet het vijandig juk ondervond, dat weliswaar nog steeds niet, maar spoedig wel {onze overwinningen in aantal zal doen toenemen} {aan onze overwinningen kan worden toegevoegd} - als deze hand enige kracht bezit. De stad hield stand en rekte het oponthoud dat ondragelijk was voor de soldaten (laat staan voor onze burgers), {of dit nu een list was of eerder verborgen angst voor de vijand} {of zij dit nu deden met listige opzet, of eerder (zoals ik denk) uit angst voor de vijand}. [34] Rondom brengt de hele menigte de tijd door met sport en spel: hier is de discus in actie, daar de dobbelsteen; de een heeft plezier in een balspel, de ander in worstelen {of} {, deze in} springen, die in speerwerpen, een derde in eten en drinken. Ik ben een van hen; walgend van het nietsdoen en het slepende oponthoud, richt ik een maaltijd aan voor de mannen en bezorg mijn kameraden gul een luxe dag. Er wordt gedronken tot 's avonds toe; ze eten zich rond, raken verhit door de wijn, praten en lachen. [43] Bij die gelegenheid (zie, wat vermag de wijn al niet) ontstond discussie over de voortreffelijkheid van de echtgenotes. Ieder prijst de zijne, aangezien ieder het geliefdst bij zijn eigen vrouw wil lijken. Elk op zijn beurt hemelt de deugdzaamheid, genegenheid en kuisheid van zijn eigen vrouw op en haalt die van de anderen omlaag. [48] Reeds leek de kwestie de naam en tegelijk de grenzen van een wedstrijd verloren te hebben, reeds leek ze dichter bij een ruzie te staan, toen Tarquinius (hij die zijn doorluchtige naam van Collatia heeft gekregen), vertrouwend op de kwaliteiten van zijn Lucretia in vergelijking met de anderen, sprak: ‘Al dat gepraat en geruzie is niet nodig. Gauw zal bekend zijn wat zich in het verborgene schuilhoudt. Welaan, als er in {adeze} {bons} jonge mensen {bhier} nog {aenige} daadkracht schuilt, snellen we er dan naartoe. De donkere nacht kan elk moment opdoemen aan de hemel, laten we gaan, de situatie zelf zal de beslissing over zichzelf brengen.’ [58] De woorden vielen in de smaak, niemand die treuzelt. {Met hulp van Bacchus} {Onder aansporing van Bacchus} {Met Bacchus aan onze kant} beklimmen we als om strijd de paarden, jagen die op en laten de teugels vieren - wie het niet had geweten, had ons voor voortvluchtigen gehouden. We naderen de stad. Eerst gaan we naar de schoondochters uit het koningshuis; door drank, door wijn volledig buiten kennis, of zal ik zeggen: buiten westen - en dat beslist meer dan het deugdzame vrouwen past - worden ze door ons betrapt. |
|