105 ←31 12 1614 Ged., dl. 1 p. 57
Jambisch gedicht over de methode die ik volg bij het lezen van de Instituten van Justinianus. vergelijkenderwijsaant.
Vraagt u welke methode ik volg bij het lezen van de Instituten? Kijk maar, vader.
[3] De hele studie stel ik op één lijn met uurwerken, die meelopers met de zon. Zoals u daar kunt zien dat de grootste raderen zich gewoonlijk met trage tred voortbewegen tijdens het rondgaan van de cirkel, [7] eveneens dat vóór de grote raderen vaak kleine met een vlugge en korte omloop rondwentelen in hùn cirkels [9] en dat daarom de kleine evenzeer als de grote vol ijver ten opzichte van hun taak gezamenlijk moeite doen om het mechaniek naar behoren voort te bewegen en het te laten draaien zo snel als Phoebus voorgaat,
[13] zo maak ik, wanneer ik de omloop van mijn lectuur volbreng, tweeërlei soort raderen zichtbaar die het mechaniek voortbewegen, een kleintje en een grote, [16] en wel in zoverre dat de ene manier van lezen, die hele dagen, ja hele maanden opslokt, werkt als het grootste rad - de manier van lezen zoals geleid door het commentaar van Giphanius of Minsingerius of van wie van die zeer velen je maar wilt, die, hoeveel oponthoud ze ook veroorzaakt bij het rondlopen van de cirkel, stellig toch het meest helpt het mechaniek gaande te houden.
[23] Daarbij komt een andere beweging (dit zal het kleinere rad zijn) met een lichtere en kortere omloop. Dit is die telkens hervatte, ongeregelde manier van lezen, die volstaat met uren en minuten, uurtjes en minuutjes, zoals wanneer ik bij het vuur zit en nietsdoen afwissel met iets doen, [29] of wanneer ik, als een heldere dag gloort aan de hemel en een stralende Phoebus mij naar buiten lokt,