Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
(94 Aan de weledelgeboren jongeman Johan Dedel bij zijn openbare disputatie over onderpanden en hypotheken, ter verkrijging van zijn doctoraat (Vervolg))aant.[33] hier, waar de aloude welsprekendheid van de Latijnse taal weerklinkt, hier, waarheen zelfs de Grieken tot hun verbazing Athene zien overgebracht, waar Ovidius tot zijn verbazing ziet dat zijn evenknie, Vergilius ziet dat misschien een Vergilius is gevonden, [36] en gij, kring van mannen, in hoog aanzien bij de gehele jeugd, met wiens bloei de glorie der Leidse universiteit floreert, met wiens verwelken zij terneerligt (wat de goden mogen verhoeden!), gij dan, gij bovenal, die de driemaal heilige tempel van de rechtsprekende godin onder uw hoede hebt, gij, wie zij te allen tijde toont wat billijk is, wat mag of niet mag: [42] zeg mij: heeft hij in uw ogen iets verdiend, die de schare der Muzen al op jonge leeftijd heeft uitverkoren en van het Castalisch vocht heeft laten proeven; die, toen nog maar net het vijfde drietal jaren van zijn leven voorbij was, het hoge heiligdom van uw Themis beklom, zoals de publieke collegebanken hebben gezien, en daar standhield - zoals een onwrikbare rots midden in zee standhoudt en op een bewegingloos fundament aan geen enkele zijde wijkt -, de vele redeneringen die als pijlen van alle kanten kwamen telkens afwerend? [51] U zegt ja - welk verstandig mens zou toch kunnen twijfelen? U dan, mannen, voor wie dit besluit in gedachten vaststaat, houd u nu aan uw beloften - het is niet onredelijk wat we vragen - en beloon mijn Dedel met de lauwerkrans die hij verdient. [55] Het is hij (ik roep het vaderland en de beschermgoden van het ouderlijk huis aan als getuigen) in wie alle soorten deugdzaamheid, alle soorten welvoeglijkheid samenkomen, zoals kronkelige rivieren samenkomen in de onmetelijke zee. [58] Het is hij die, om zijn zeilen uit te spreiden voor de zuidenwind, zijn schip van uw kust vandaan heeft gewend naar de wijde oceaan van het recht en de trossen heeft losgegooid, weg uit uw haven. [61] Nu, na voortdurende maar doorstane moeite, na allerlei lotgevallen, na versmading van het rampzalige lot dat lage wellust - verlokkende Sirene van de jeugd - hem bereidde, gaat hij met gebolde zeilen af op de eens zo vertrouwde kust. Gij, draagt gij er zorg voor dat hij kan aanleggen in een kalme haven, zodat hij eindelijk als overwinnaar voet kan zetten op het begeerde strand.
[67] U, Dedel, rechtschapen mens, uitnemend vriend, wens ik dan geluk met al deze belangrijke gebeurtenissen en vraag de goden dat deze voortreffelijk begonnen tocht uitkomt bij het einddoel van al het zwoegen en bij de hoogste lof, of wat u naast dit alles voor goeds voor uzelf kunt bedenken. |
|