82 ←31 12 1611 Ged., dl. 1 p. 39
Hartelijk gegroetaant.
Ik twijfel er niet aan, Johan, dat ook u best uitkijkt naar een groet van mij, hoewel u niet getuigt van die zo grote genegenheid in een gedicht, welke manier van schrijven voor u zo gemakkelijk is. Maar ik begrijp waar u op uit bent. U probeert eerst zelf aangespoord te worden door mij, en dit om te kunnen achterhalen, of wij als vriend u wel of niet indachtig zijn.
[7] Eerder {evenwel} zal een {gezwind} hert de wateren van de zee doorkruisen, eerder zal een druipende vis door stekelige bossen zwemmen, eerder zal Phoebus de wereld het daglicht ontzeggen,