81 25 12 1611 Ged., dl. 1 p. 38
Hartelijk gegroetaant.
[1] Hij die jou nooit vergeet, ofschoon ver weg, en dat ook nimmer zal doen, zendt je deze verzen als teken dat je broer je trouw is.
[5] Nu weet je wel, denk ik, wie waarvandaan onverwacht beslag legt op jouw geleerde oren. Het is je broer; zelfs op de hele wereld is geen ander je dierbaarder dan hij.
[9] Het is je broer, die, zelfs nu hij (ach!) een heel eind van jou, broer, vandaan is, zie, temidden van vreemdelingen jou toch niet kon vergeten.
[13] Voordat mij jouw brief werd overhandigd (opdat je weet dat ik je niet vergeten was), juist op dat moment, geloof me, was ik van plan deze verzen te schrijven.